Astrologische
Lessen
Toekenning van de (klassieke) planeten aan de tekens: benefics, malefics |
||
|
Home > Lessen > Toekenning.html Toekenning van de (klassieke) planeten aan de tekens: benefics, malefics, antiscia
In de afzonderlijke
tekenbeschrijvingen bent u steeds de beschrijving tegengekomen van de
toekenning van de planeten aan de tekens van de dierenriem. Deze
toekenning werd eeuwen geleden door de Ouden gedaan op basis van een
strikte hiërarchie van de destijds bekende en zichtbare planeten. De Chaldeeën (Chaldeeërs)
hebben deze strikte hiërarchie ook gebruikt voor de toekenning van de
dagen van de week. U kunt dit nalezen in mijn recente artikel
“De
toekenning van de dagen van de week” De Ouden gebruikten de
klassieke planeten in de volgorde van afstand tot de Aarde (en soms de
Zon). Deze volgorde is, beginnende bij de verst wegstaande planeet:
Saturnus – Jupiter – Mars – Venus – Mercurius.
U
ziet dit als de bruine gebieden, waar Saturnus volgens de Ouden heerst.
Hierdoor komt het dus dat Saturnus voor de Klassieken ook de heerschappij
heeft over het teken Waterman. Sinds de ontdekking van Uranus in 1789,
werd langzamerhand de heerschappij van Waterman aan Uranus gegeven. De
heerschappij van Saturnus over dit teken raakte langzamerhand in ongerede. Jupiter Hierna
werd als volgende de planeet Jupiter toegekend. Uitgaande van de positie
van Saturnus werd Jupiter zowel links als rechts van Saturnus in de tekens
Boogschutter en Vissen gezet, zoals u hieronder kunt zien. Mars Als
logische voortzetting op de plaatsing van Saturnus en Jupiter, werd de
planeet Mars door de Ouden toegekend aan de daaropvolgende “lege”
plaatsen, links en rechts van Jupiter, dus aan de tekens Schorpioen en
Ram. Dit kunt u zien in de onderstaande afbeelding. Ook
hier was de planeet Mars lange tijd de heerser van het teken Schorpioen
totdat de planeet Pluto werd ontdekt in 1930. Hierna werd het snel
duidelijk dat Pluto zijn domein opeiste. In de tekenbeschrijving van de
Schorpioen laat dit niets aan duidelijkheid over. De benadering van de
Ouden was natuurlijk bijzonder goed gekozen, want op vele vlakken werkt
Pluto als Mars, maar uiteindelijk zijn er té grote verschillen. Venus Venus
blijft de tegenspeelster van de planeet Mars. Beide symbolen lijken op
elkaar, omdat Mars in vroeger tijden zonder de pijlpunt werd getekend,
maar als een omgekeerde Venus werd afgebeeld. Tegenover Mars staat Venus,
de vrouwelijke component, de naar vrede en harmonie strevende en wars van
geweld staande planeet. Mercurius Tenslotte
is Mercurius aan de beurt. Deze werd door de Ouden zowel links als rechts
van Venus geplaatst in de tekens Tweelingen en Maagd, zoals u hieronder
kunt zien. Ook
Mercurius heeft zijn positie behouden in TWEE tekens, net als Venus. Dit
geeft ook Mercurius een dubbele werking en u moet weer goed kijken in de
horoskoop welke van de elementen en kwaliteiten overheerst. Is het element
“aarde” grotendeels bezet, dan neemt Mercurius een Maagd-werking aan.
Anderzijds wanneer “lucht” overheerst, dan zal Mercurius volgens de
Tweelingen gaan werken en een veel rustelozer aard hebben met en grotere
kans op nerveuze of neurotische aandoeningen.
Totaaloverzicht
van de toekenning van planeten aan de tekens In
onderstaande afbeelding ziet u het totaalbeeld van de toegekende planeten
aan de tekens van de dierenriem. Ook
de nieuw ontdekte planeten Uranus, Neptunus en Pluto zijn hierin
weergegeven. De omstandigheden ten tijde van hun ontdekkingen alsmede
extra redenen waarom deze planeten aan de tekens werden toegekend, kunt u
nalezen in de tekenbeschrijvingen van resp. de Waterman,
de Vissen en
de Schorpioen. De
vaststelling van planeten als benefic U
bent vast wel de termen benefic en malefic tegengekomen in de
astrologische literatuur. Hiermee wordt dan bedoeld dat de planeten een
intrinsieke goede cq. disharmonische werking zouden hebben. De goede of
slechte geaardheid van de planeten is alweer terug te voeren op datgene
wat de Ouden ons hebben nagelaten. Als
we de Tetrabiblos erop naslaan van Claudios Ptolemaeus (2e eeuw
n.Chr.) dan kunnen wij het volgende lezen in Boek-1, Hoofdstuk-16: “Er
bestaan bepaalde familiariteiten of verbindingen tussen verschillende
delen van de zodiak en de belangrijkste hiervan zijn déze welke bestaan
tussen delen die met elkaar zijn geconfigureerd. Deze onderlinge
configuratie verbindt alle delen die diametraal tegenover elkaar liggen,
die tussen hen 2 rechte hoeken bevatten ofwel 2 tekens ofwel 180 graden.
Het bestaat ook in alle delen met een driehoekige afstand van elkaat die
tussen hen een afstand bevatten van 1 rechte hoek en een derde deel ervan,
ofwel vier tekens ofwel 120 graden. Ook in alle delen op een kwadratische
afstand van elkaar, bevattende precies 1 rechte hoek tussen hen ofwel 3
tekens ofwel 90 graden. Ook in alle delen op hexagonale afstand van
elkaar, bevattende tweederde van een rechte hoek ofwel 2 tekens ofwel 60
graden.”…… Voor
het derde deel (AD) wordt een onderverdeling (DC) gemaakt die gelijk is
aan zijn eigen helft en voor de halve (AC) een onderverdeling (CE) gelijk
aan een-derde van zijn grootte, zó dat de verdeling in twee gelijke delen
AC en CB de vierkantsafstand AC maakt en de verdeling in 3 gelijke delen
AD, DE, EB de sextielafstand AD maakt en de driehoeksafstand AE. Tot
slot vervolgt Ptolemaeus in dit hoofdstuk.. “Van
deze configuraties worden de driehoek en het sextiel harmonisch genoemd,
omdat zij gevormd worden tussen tekens van dezelfde soort, namelijk zij
worden gevormd tussen hetzij allemaal mannelijke tekens, hetzij tussen
allemaal vrouwelijke. De oppositie en het kwadraat worden beschouwd als
disharmonisch, omdat het configuraties zijn tussen tekens van niet
dezelfde soort, maar van verschillende naturen en seksen.” De
enige aspecten die men in de Oudheid kende, waren: de conjunctie (0
graden), sextiel (60 graden), vierkant (90 graden), driehoek (120 graden)
en de oppositie (180 graden). De
Ouden construeerden het volgende beeld met betrekking tot de benefics: In
bovenstaande tekening en in alle andere nog te volgen tekeningen ziet u
steeds de huizen van de Zon en Maan in geel gekleurd. Zon en Maan bezetten
slechts één teken (ook wel huis genoemd in oudere tijden). Het is ten
opzichte van de Zon en Maan, de beide Lichten in de astrologie, dat de
toekenning van benefic en malefic wordt gedaan. Bezien wij dus
bovenstaande tekening, dan kijken wij eerst naar de planeet Venus, reeds
door de Ouden de “kleine weldoener” genoemd. De plaatsing in de beide
tekens Stier en Weegschaal kent u reeds van het begin van dit artikel. De
andere tekens Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter en
Steenbok vormen de dagzijde. Dit is duidelijk, omdat de Ouden begonnen zijn met het
plaatsen van de Zon als eerste planeet in het teken Leeuw en daarna hebben
zij de planeet Saturnus in Steenbok er tegenover geplaatst. Derhalve
vormden deze tekens de dagzijde van de horoskoop, aangezien zij aan de
Zon-zijde gelegen zijn. Aan de andere kant zijn de planeten geplaatst aan
de Maan-zijde, dus de nachtzijde, omdat de Maan met de nacht wordt geassocieerd. De
term benefic, en in dit geval de mineure benefic,
wordt verklaard door het feit dat Venus mundaan vanuit Stier een
sextiel aspect maakt naar de Maan in Kreeft aan de nachtzijde. De aan
dagzijde zien we precies hetzelfde: Venus maakt een sextiel aspect met de
Zon aan de dagzijde. Jupiter
maakt vanuit het teken Boogschutter, aan de dagzijde een driehoek met de
Zon, het beste en gunstigste aspect. Aan de nachtzijde maakt Jupiter
vanuit het teken Vissen eveneens een driehoek, maar nu naar de Maan in
Kreeft. De driehoek van 120 graden werd als het beste gunstigste aspect
gezien. De
vaststelling van planeten als malefic U
ziet in deze afbeelding dat de planeet Mars aan de dagzijde de Zon
aspecteert met een vierkant vanuit Schorpioen. Een vierkant bedraagt 90
graden en de tekens Leeuw en Schorpioen liggen 3 tekens uit elkaar. Saturnus Saturnus
werd als eerste tegenover de Zon en de Maan geplaatst, zoals u in de
Tetrabiblos heeft kunnen lezen. Vanuit de dagzijde maakt Saturnus dus een
oppositie met de Zon en vanuit de nachtzijde maakt Saturnus hetzelfde
aspect naar de Maan. De
onzijdige Mercurius Zoals
u inmiddels weet, kenden de Ouden slechts de aspecten conjunctie, sextiel,
driehoek, vierkant en oppositie. Zelfs de conjunctie was in zuiver opzicht
geen aspect, omdat “aspiecere” betekent: “elkaar aankijken”. Maar
als beide planeten samenstaan, kijken ze elkaar niet aan en was dit
eigenlijk geen aspect. Natuurlijk werd de conjunctie uitgebreid toegepast
en de hele Tetrabiblos staat vol met aanwijzingen hoe je rekening moet
houden met diverse conjuncties. U
heeft eerder gelezen dat Mercurius de tekens Tweelingen en Maagd
toegewezen kreeg. Mundaan maakt Mercurius aan de dagzijde en ook aan de
nachtzijde een halfsextiel aspect van 30 graden naar resp. de Zon en de
Maan. Het
halfsextiel aspect werd door de Ouden niet als een “vol” aspect
beschouwd, dus deed het niet mee. Voor
de volledigheid plaats ik hier nog een stukje uit Ptolemaeus’
Tetrabiblos, Boek-1, Hoofdstuk-19, getiteld “inconjuncte tekens”. Ptolemaeus
zegt hier.. “alle delen die op een afstand van elkaar staan van 1 teken, worden als
inconjunct beschouwd, omdat zij van elkaar afgewend zijn; en omdat de
zogenoemde ruimte tussen hen over twee tekens uitgestrekt kan zijn, bevat
het geheel een hoek gelijk aan slechts 1 teken. Alle delen die van elkaar
zijn gelegen in een ruimte van 5 tekens worden ook als inconjunct
beschouwd, omdat zij de gehele zodiak verdelen in ongelijke delen, terwijl
de ruimten die in de eerder genoemde verdelingen, dus de oppositie,
driehoek, sextiel en vierkant, juist gelijke verdelingen opleveren”. U
leest het dus.. duidelijke taal. In de tijd der Ouden waren de aspecten 30°
en 150° wél bekend en men noemde ze zelfs inconjunct en ze werden
beschouwd als niets met elkaar te maken hebbend en daarom was het mundane
aspect van Mercurius met resp. de Zon en Maan dan ook niet geldig. Het
Antiscium in de tijd der Ouden Als
u de astrologische literatuur naleest op het begrip Antiscium, ofwel
Spiegelpunt dan komt u overal de vermeldingen tegen naar de beschrijving
die in 1647 door William Lilly is gemaakt in zijn “Christian Astrology”,
een standaardwerk in de astrologie. Deze beschrijvingen die ook elders in
de astrologische literatuur voorkomen, zijn gebaseerd op de as Kreeft –
Steenbok. De
afstand die de planeet in zijn positie van 20° Kreeft heeft, ligt nl. 20
graden verwijderd van de as Kreeft - Steenbok. Het spiegelpunt van de
planeet zou dan liggen aan de ándere kant van de as en wel eveneens op 20
graden afstand. Men komt dan uit op 10°
Tweelingen. Ik
vind persoonlijk het hele systeem van antiscone punten behoorlijk
aanvechtbaar. Ik
citeer een stukje uit de website van Tara Astrology en lees: “According
to Lilly, The antiscon signs are those signs which are of the same virtue
and are equally distant from the first degree of the two tropical signs
Cancer and Capricorn and in which degrees where the Sun is, the days and
nights are of equal length”. Volgens
mij zegt dit meer iets over de eigenschappen van de tekens zelf dan van de
planeten die erin staan. Overigens is de bewering van Lilly onjuist, want
slechts in één geval zijn de dagen en nachten even lang: nl. precies op
het moment dat de Zon op nul graden Ram of Weegschaal staat, dus bij
aanvang van de lente en de herfst. In alle andere gevallen zijn dag en
nacht ongelijk van lengte. De
antiscia (spiegelpunten) volgens de mundane horoskoop Als
we nog eens goed nadenken over de toekenning van de planeten aan de tekens
en het denkpatroon van de Ouden volgen, dan merken wij dat de planeten
heerschappij kregen steeds links en rechts vanaf het verste punt, namelijk
Saturnus. Omdat
de Zon en de Maan slechts over 1 teken heersen, is er voor Zon en Maan
geen spiegelpunt aanwezig, maar zoals u duidelijk kunt zien, hebben alle
andere planeten hun spiegelingen vanuit de dagzijde naar de nachtzijde,
zonder uitzondering! Dit
oeroude beeld is “ergens” verloren gegaan tussen de werkelijke Oudheid
en de geschriften sinds Marcus Manilius (ca. 40 na Chr.). Marcus Manilius
heeft als dichter een standaardwerk geschreven, de “Astronomica”,
waarin hij in ruim 4500 regels de uitgangspunten beschrijft van de
astronomische wetten en tevens de uitgangspunten van de astrologie, die
hij op dichterlijke wijze beschrijft. Het
Latijnse “Antiscium” heeft zijn oorsprong uit het Griekse
“antiskia” dat uit twee delen bestaat, “anti” en “skia”.
“Anti” betekent “tegen” en “skia” betekent “schaduw”. Het
woord “tegenschaduw” komt ons wat vreemd voor, maar als wij ons
herinneren aan de dag- en nachtzijde van de toegekende planeten, dan is
het niet zó vreemd. Aldus
krijgt Mercurius staande in de Maagd zijn schaduw geworpen in het teken
Tweelingen, Venus haar schaduw vanuit Weegschaal naar Stier, Mars zijn
schaduw vanuit Schorpioen naar Ram, Jupiter zijn schaduw vanuit
Boogschutter naar Vissen en Saturnus zijn schaduw van Steenbok naar
Waterman. Dit
artikel is primair gewijd aan de toekenning van de planeten aan de tekens
en de oorsprong ven de begrippen benefic en malefic. In samenhang hiermee
is het begrip antiscium ofwel spiegelpunt aan de orde geweest. Hopelijk
biedt dit artikel weer een klassiek aanknopingspunt op de begrippen,
waarvan velen zich afvragen hoe deze ooit tot stand kwamen. Gebruikte
literatuur:
|
|
|
_______________________________________________________ Pagina voor het laatst bewerkt op / Page maintained on: Seite bearbeitet am / Pagina aggiornata il: 31/12/2015 11:43 |
|