Astrologische Lessen

Toekenning van de (klassieke) planeten aan de tekens: benefics, malefics 

 

Home

 

Contact mail

 

 

 

 

 

 

 

 

Home > Lessen > Toekenning.html

Toekenning van de (klassieke) planeten aan de tekens: benefics, malefics, antiscia

In de afzonderlijke tekenbeschrijvingen bent u steeds de beschrijving tegengekomen van de toekenning van de planeten aan de tekens van de dierenriem. Deze toekenning werd eeuwen geleden door de Ouden gedaan op basis van een strikte hiërarchie van de destijds bekende en zichtbare planeten.

De Chaldeeën (Chaldeeërs) hebben deze strikte hiërarchie ook gebruikt voor de toekenning van de dagen van de week. U kunt dit nalezen in mijn recente artikel “De toekenning van de dagen van de week

De Ouden gebruikten de klassieke planeten in de volgorde van afstand tot de Aarde (en soms de Zon). Deze volgorde is, beginnende bij de verst wegstaande planeet: Saturnus – Jupiter – Mars – Venus – Mercurius.
Vervolgens werden deze planeten ten opzichte van de Zon en Maan gerangschikt.

De Ouden plaatsten nu de in die tijd verst weg gelegen planeet Saturnus precies tegenover de beide lichten. In de Tetrabiblos, hoofdstuk 20 van Boek-1 schrijft Ptolemaeus: "aangezien van de twaalf tekens de Kreeft en de Leeuw het noordelijkst zijn en het dichts bij het zenit staan, geven zij de meeste warmte. Daarom zijn die tekens als huizen toebedeeld aan de twee grootste Lichten. Leeuw als mannelijk teken is aan de Zon toebedeeld. De vrouwelijke Kreeft is toebedeeld aan de Maan. In overeenstemming hiermee is de halve cirkel vanaf de Leeuw tot aan de Steenbok tevens aan de Zon toebedeeld en die van de Waterman tot aan de Kreeft aan de Maan. Hierdoor kan in iedere halve cirkel  één dierenriemteken worden gegeven aan elke van de vijf  planeten. Aan Saturnus, van nature koud en tegengesteld aan warmte, die de hoogste sfeer heeft en het verst is verwijderd van de Zon en de Maan, werden de tekens gegeven die tegenover de Leeuw en de Kreeft liggen, dus Steenbok en Waterman. Dit mede omdat deze tekens koud en winters zijn en hun diametrale aspecten niet weldadig werken", aldus Ptolemaeus.

Toekenning van Saturnus als verst weg zijnde planeet

U ziet dit als de bruine gebieden, waar Saturnus volgens de Ouden heerst. Hierdoor komt het dus dat Saturnus voor de Klassieken ook de heerschappij heeft over het teken Waterman. Sinds de ontdekking van Uranus in 1789, werd langzamerhand de heerschappij van Waterman aan Uranus gegeven. De heerschappij van Saturnus over dit teken raakte langzamerhand in ongerede.
Het is echter wel zo dat de aanhangers van de Klassieke astrologie nog steeds met Saturnus als heerser van Waterman werken, zeker in de Klassieke uurhoekastrologie.
Saturnus geldt als de “hoeder van de drempel”. Hij bepaalt uiteindelijk wat wél en wat niet kan. Saturnus heerst over het hoogste punt van de mundane horoskoop en is de belangrijkste planeet. Zijn gezag is maatgevend. Beroepsmatig bepaalt Saturnus en het 10e huis de naam, faam en reputatie van elke geborene.

Jupiter

Hierna werd als volgende de planeet Jupiter toegekend. Uitgaande van de positie van Saturnus werd Jupiter zowel links als rechts van Saturnus in de tekens Boogschutter en Vissen gezet, zoals u hieronder kunt zien.
Lange tijd gold Jupiter als (nacht)heerser over het teken Vissen. Het is een van redenen waarom Jupiter in Vissen niet zo slecht staat en zijn menselijke en sociale eigenschappen laat zien. Vanuit die positie maakt Jupiter driehoeken met Kreeft en Schorpioen en ook om die redenen is het dat Jupiter daarin dus lang niet zo verkeerd staat. In Kreeft staat Jupiter zelfs in verhoging (zie ook mijn miniserie over verhoging en val van planeten).
Toen Neptunus in 1849 werd ontdekt, kreeg deze de heerschappij over het teken Vissen. De redenen hiervoor zijn overduidelijk, lees u de tekenbeschrijving van de Vissen er maar op na.

De toekenning van de planeet Jupiter

Mars

Als logische voortzetting op de plaatsing van Saturnus en Jupiter, werd de planeet Mars door de Ouden toegekend aan de daaropvolgende “lege” plaatsen, links en rechts van Jupiter, dus aan de tekens Schorpioen en Ram. Dit kunt u zien in de onderstaande afbeelding.

Toekenning van de planeet Mars

Ook hier was de planeet Mars lange tijd de heerser van het teken Schorpioen totdat de planeet Pluto werd ontdekt in 1930. Hierna werd het snel duidelijk dat Pluto zijn domein opeiste. In de tekenbeschrijving van de Schorpioen laat dit niets aan duidelijkheid over. De benadering van de Ouden was natuurlijk bijzonder goed gekozen, want op vele vlakken werkt Pluto als Mars, maar uiteindelijk zijn er té grote verschillen.
Mars kreeg de heerschappij over zijn eigen “oorlogsteken” de Ram en vormde zodoende de bijzonder symbolische tegenstelling met de planeet Venus, de planeet van de vrede; man en vrouw.
Pluto werd heerser van het ondergrondse “dodenrijk”, precies volgens de oude mythologische beschrijvingen van Hades en de Tartaros (de onderwereld). Zie de tekenbeschrijving van de Schorpioen.

Venus

Hierna was de planeet Venus aan de beurt. De eerstvolgende plaatsen in de dierenriem om “gevuld” te worden liggen ter linker- en ter rechterzijde van Mars, de tekens Weegschaal en Stier, zoals in de hierna volgende afbeelding kunt zien.

Venus blijft de tegenspeelster van de planeet Mars. Beide symbolen lijken op elkaar, omdat Mars in vroeger tijden zonder de pijlpunt werd getekend, maar als een omgekeerde Venus werd afgebeeld. Tegenover Mars staat Venus, de vrouwelijke component, de naar vrede en harmonie strevende en wars van geweld staande planeet.
Voor het eerst zien we hier een planeet die NIET wordt verdreven door een nieuwer ontdekte planeet.
Dit overkwam wél Saturnus, Jupiter en Mars, maar Venus blijft tot op de dag van vandaag heerser over TWEE tekens, de Stier, een aardeteken en de Weegschaal, een luchtteken.
Beide tekens zijn totaal verschillend van aard en regeren dus ook verschillende lichaamsdelen, zoals u in de tekenbeschrijvingen van de Stier en de Weegschaal kunt lezen. Om de juiste werking van Venus te onderkennen dient u de horoskoop dan ook de analyseren op de bezetting van de elementen vuur, aarde, lucht en water en daarnaast ook op de kwaliteit hoofd, vast en beweeglijk.
Naarmate “aarde” en “vast” overheerst, krijgt Venus de eigenschappen van de Stier. Naarmate “lucht” en “hoofd” overheerst, krijgt Venus meer de werking van Weegschaal. U beoordeelt de waarde van Venus in het teken waarin ze staat volgens de hierboven beschreven wijze.
Staat Venus in de Steenbok, maar meer als “aarde” planeet, dan staat deze beter dan wanneer Venus de Weegschaalwerking had., omdat Stier en Steenbok in driehoek staan, terwijl Weegschaal en Steenbok in een veel gespannen vierkant staan. Venus moet zich dan veel meer aanpassen en de frustraties zijn groter.

Mercurius

Tenslotte is Mercurius aan de beurt. Deze werd door de Ouden zowel links als rechts van Venus geplaatst in de tekens Tweelingen en Maagd, zoals u hieronder kunt zien.

Ook Mercurius heeft zijn positie behouden in TWEE tekens, net als Venus. Dit geeft ook Mercurius een dubbele werking en u moet weer goed kijken in de horoskoop welke van de elementen en kwaliteiten overheerst. Is het element “aarde” grotendeels bezet, dan neemt Mercurius een Maagd-werking aan. Anderzijds wanneer “lucht” overheerst, dan zal Mercurius volgens de Tweelingen gaan werken en een veel rustelozer aard hebben met en grotere kans op nerveuze of neurotische aandoeningen.
Zowel het teken Maagd als Tweelingen behoren tot de “beweeglijke” tekens of zoals we dit ook wel noemen: ze behoren tot de “beweeglijke” kwaliteit. Dit geeft aan Mercurius sowieso een rusteloze eigenschap en een hinken op meerdere gedachten aan. Pas wanneer voldoende wordt “getemd” door plaatsing in rustige tekens, zoals Steenbok, kan men Mercurius een meer bezadigde werking toekennen.

De toekenning van de planeet Mercurius

 

Totaaloverzicht van de toekenning van planeten aan de tekens

In onderstaande afbeelding ziet u het totaalbeeld van de toegekende planeten aan de tekens van de dierenriem.

Totaalbeeld van de toekenning van alle planeten aan de tekens van de dierenriem

Ook de nieuw ontdekte planeten Uranus, Neptunus en Pluto zijn hierin weergegeven. De omstandigheden ten tijde van hun ontdekkingen alsmede extra redenen waarom deze planeten aan de tekens werden toegekend, kunt u nalezen in de tekenbeschrijvingen van resp. de Waterman, de Vissen en de Schorpioen.

De vaststelling van planeten als benefic

U bent vast wel de termen benefic en malefic tegengekomen in de astrologische literatuur. Hiermee wordt dan bedoeld dat de planeten een intrinsieke goede cq. disharmonische werking zouden hebben. De goede of slechte geaardheid van de planeten is alweer terug te voeren op datgene wat de Ouden ons hebben nagelaten.

Als we de Tetrabiblos erop naslaan van Claudios Ptolemaeus (2e eeuw n.Chr.) dan kunnen wij het volgende lezen in Boek-1, Hoofdstuk-16: “Er bestaan bepaalde familiariteiten of verbindingen tussen verschillende delen van de zodiak en de belangrijkste hiervan zijn déze welke bestaan tussen delen die met elkaar zijn geconfigureerd. Deze onderlinge configuratie verbindt alle delen die diametraal tegenover elkaar liggen, die tussen hen 2 rechte hoeken bevatten ofwel 2 tekens ofwel 180 graden. Het bestaat ook in alle delen met een driehoekige afstand van elkaat die tussen hen een afstand bevatten van 1 rechte hoek en een derde deel ervan, ofwel vier tekens ofwel 120 graden. Ook in alle delen op een kwadratische afstand van elkaar, bevattende precies 1 rechte hoek tussen hen ofwel 3 tekens ofwel 90 graden. Ook in alle delen op hexagonale afstand van elkaar, bevattende tweederde van een rechte hoek ofwel 2 tekens ofwel 60 graden.”……

Ptolemaeus vervolgt dan met.. “ De verschillende afstanden worden om de volgende reden genomen. De diametrale echter is op zichzelf voldoende duidelijk en behoeft geen verdere uitleg. Maar met betrekking tot de rest, nadat de diametrale punten A en B door een lijn zijn verbonden, wordt de ruimte verdeeld in gelijke delen met de grootste noemers, nl. 2 en 3 en wel en de halve delen AFC en CFB en in derde delen AFD, DFE en EFB.

Afbeelding uit Ptolemeaus' Tetrabiblos, Boek-1, Hfdst.-16

Voor het derde deel (AD) wordt een onderverdeling (DC) gemaakt die gelijk is aan zijn eigen helft en voor de halve (AC) een onderverdeling (CE) gelijk aan een-derde van zijn grootte, zó dat de verdeling in twee gelijke delen AC en CB de vierkantsafstand AC maakt en de verdeling in 3 gelijke delen AD, DE, EB de sextielafstand AD maakt en de driehoeksafstand AE.
De respectievelijke onderverdelingen (aan beide zijden van het tussenkwadraat AC, gevormd door de rechte hoek AFC) vormen beide ook weer het kwadraat AC (als bij het sextiel AD het stukje DC wordt toegevoegd) en de driehoek AE (als bij het kwadraat AC het stukje CE wordt toegevoegd).

Tot slot vervolgt Ptolemaeus in dit hoofdstuk.. “Van deze configuraties worden de driehoek en het sextiel harmonisch genoemd, omdat zij gevormd worden tussen tekens van dezelfde soort, namelijk zij worden gevormd tussen hetzij allemaal mannelijke tekens, hetzij tussen allemaal vrouwelijke. De oppositie en het kwadraat worden beschouwd als disharmonisch, omdat het configuraties zijn tussen tekens van niet dezelfde soort, maar van verschillende naturen en seksen.”

De enige aspecten die men in de Oudheid kende, waren: de conjunctie (0 graden), sextiel (60 graden), vierkant (90 graden), driehoek (120 graden) en de oppositie (180 graden).
De overige aspecten, zoals het halfsextiel, halfvierkant, sesquikwadraat, e.d. zijn van een latere tijd. Men vermoedt dat deze door Kepler zijn ontwikkeld in zijn Harmonices Mundi (de Harmoniën van de Wereld).

De Ouden construeerden het volgende beeld met betrekking tot de benefics:

Venus als kleine weldoener

In bovenstaande tekening en in alle andere nog te volgen tekeningen ziet u steeds de huizen van de Zon en Maan in geel gekleurd. Zon en Maan bezetten slechts één teken (ook wel huis genoemd in oudere tijden). Het is ten opzichte van de Zon en Maan, de beide Lichten in de astrologie, dat de toekenning van benefic en malefic wordt gedaan. Bezien wij dus bovenstaande tekening, dan kijken wij eerst naar de planeet Venus, reeds door de Ouden de “kleine weldoener” genoemd. De plaatsing in de beide tekens Stier en Weegschaal kent u reeds van het begin van dit artikel.
Let u ook goed op het feit dat de tekens Waterman, Vissen, Ram, Stier, Tweelingen en Kreeft de nachtzijde wordt genoemd bij de Ouden.

De andere tekens Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter en Steenbok vormen de dagzijde. Dit is duidelijk, omdat de Ouden begonnen zijn met het plaatsen van de Zon als eerste planeet in het teken Leeuw en daarna hebben zij de planeet Saturnus in Steenbok er tegenover geplaatst. Derhalve vormden deze tekens de dagzijde van de horoskoop, aangezien zij aan de Zon-zijde gelegen zijn. Aan de andere kant zijn de planeten geplaatst aan de Maan-zijde, dus de nachtzijde, omdat de Maan met de nacht wordt geassocieerd.

De term benefic, en in dit geval de mineure benefic,  wordt verklaard door het feit dat Venus mundaan vanuit Stier een sextiel aspect maakt naar de Maan in Kreeft aan de nachtzijde. De aan dagzijde zien we precies hetzelfde: Venus maakt een sextiel aspect met de Zon aan de dagzijde.

Het sextiel aspect van 60 graden werd door de Ouden als gunstig beschouwd. Kijken wij nu naar Jupiter, dan zien wij het volgende:

Jupiter, als de grote weldoener

Jupiter maakt vanuit het teken Boogschutter, aan de dagzijde een driehoek met de Zon, het beste en gunstigste aspect. Aan de nachtzijde maakt Jupiter vanuit het teken Vissen eveneens een driehoek, maar nu naar de Maan in Kreeft. De driehoek van 120 graden werd als het beste gunstigste aspect gezien.
Om deze reden wordt Jupiter de “grote weldoener” genoemd en Venus de “kleine weldoener” en dit heeft te maken met het feit dat Jupiter driehoeken maakt naar resp. Zon en Maan en dat Venus sextielen maakt naar resp. Zon en Maan.

De vaststelling van planeten als malefic

Wanneer wij starten met Mars als de “kleine boosdoener”, dan kijken wij naar de mundane horoskoop die de Ouden hadden opgesteld, uitgaande van de plaatsing van Mars in de tekens Schorpioen en Ram, zie de afbeelding hieronder:

Mars als de kleine boosdoener

U ziet in deze afbeelding dat de planeet Mars aan de dagzijde de Zon aspecteert met een vierkant vanuit Schorpioen. Een vierkant bedraagt 90 graden en de tekens Leeuw en Schorpioen liggen 3 tekens uit elkaar.
Aan de nachtzijde gebeurt hetzelfde: Mars maakt vanuit het teken Ram een virkant naar de Maan in Kreeft, omdat Ram en Kreeft ook 3 tekens, ofwel 90 graden van elkaar liggen.
Beide vierkanten naar de Lichten werd door de Ouden als een boosaardige invloed beschouwd en aldus werd Mars de “kleine boosdoener” genoemd.

Saturnus

In de afbeelding hieronder ziet u de situatie voor Saturnus afgebeeld.

Saturnus als de grote boosdoener

Saturnus werd als eerste tegenover de Zon en de Maan geplaatst, zoals u in de Tetrabiblos heeft kunnen lezen. Vanuit de dagzijde maakt Saturnus dus een oppositie met de Zon en vanuit de nachtzijde maakt Saturnus hetzelfde aspect naar de Maan.
Omdat de Ouden de oppositie als het zwaarste en moeilijkste (en ook het sterkste) aspect zagen, werd Saturnus de “grote boosdoener” genoemd.
Saturnus staat bijzonder slecht in de tekens Leeuw en Kreeft en veroorzaakt daar vaak veel verdriet, een moeilijke thuissituatie, gezinsspanningen, kinderproblemen, onvruchtbaarheid en sociale omgangsproblemen. Omgekeerd verliest de Zon veel stralingswijdte en kracht wanneer hij geplaatst is in de tekens Steenbok en Waterman.

 

De onzijdige Mercurius

Zoals u inmiddels weet, kenden de Ouden slechts de aspecten conjunctie, sextiel, driehoek, vierkant en oppositie. Zelfs de conjunctie was in zuiver opzicht geen aspect, omdat “aspiecere” betekent: “elkaar aankijken”. Maar als beide planeten samenstaan, kijken ze elkaar niet aan en was dit eigenlijk geen aspect. Natuurlijk werd de conjunctie uitgebreid toegepast en de hele Tetrabiblos staat vol met aanwijzingen hoe je rekening moet houden met diverse conjuncties.

Kijken wij eens naar de specifieke omstandigheid van Mercurius in onderstaande afbeelding:

Mercurius, de onzijdige planeet, geen benefic, geen malefic

U heeft eerder gelezen dat Mercurius de tekens Tweelingen en Maagd toegewezen kreeg. Mundaan maakt Mercurius aan de dagzijde en ook aan de nachtzijde een halfsextiel aspect van 30 graden naar resp. de Zon en de Maan.

Het halfsextiel aspect werd door de Ouden niet als een “vol” aspect beschouwd, dus deed het niet mee.
Het gevolg hiervan was dat Mercurius als “onzijdig” werd beschouwd: geen weldoener en ook geen boosdoener. Als “trabant” van de Zon neemt hij net als de Maan de indrukken in zich op en “verkleurt” al naar gelang zijn positie en aspecten. Niet voor niets wordt Mercurius de “kameleon van de zodiak” genoemd. Hij is onzijdig, tweeslachtig en fungeert als “de boodschapper der goden”.

Voor de volledigheid plaats ik hier nog een stukje uit Ptolemaeus’ Tetrabiblos, Boek-1, Hoofdstuk-19, getiteld “inconjuncte tekens”. Ptolemaeus zegt hier.. “alle delen die op een afstand van elkaar staan van 1 teken, worden als inconjunct beschouwd, omdat zij van elkaar afgewend zijn; en omdat de zogenoemde ruimte tussen hen over twee tekens uitgestrekt kan zijn, bevat het geheel een hoek gelijk aan slechts 1 teken. Alle delen die van elkaar zijn gelegen in een ruimte van 5 tekens worden ook als inconjunct beschouwd, omdat zij de gehele zodiak verdelen in ongelijke delen, terwijl de ruimten die in de eerder genoemde verdelingen, dus de oppositie, driehoek, sextiel en vierkant, juist gelijke verdelingen opleveren”.

U leest het dus.. duidelijke taal. In de tijd der Ouden waren de aspecten 30° en 150° wél bekend en men noemde ze zelfs inconjunct en ze werden beschouwd als niets met elkaar te maken hebbend en daarom was het mundane aspect van Mercurius met resp. de Zon en Maan dan ook niet geldig.

Het Antiscium in de tijd der Ouden

Als u de astrologische literatuur naleest op het begrip Antiscium, ofwel Spiegelpunt dan komt u overal de vermeldingen tegen naar de beschrijving die in 1647 door William Lilly is gemaakt in zijn “Christian Astrology”, een standaardwerk in de astrologie. Deze beschrijvingen die ook elders in de astrologische literatuur voorkomen, zijn gebaseerd op de as Kreeft – Steenbok.
Een planeet die bijv. op 20°  Kreeft staat, heeft zijn spiegelpunt op 10° Tweelingen, zoals de schets hieronder aangeeft.

De Spiegelpunten rondom de as Kreeft - Steenbok

De afstand die de planeet in zijn positie van 20° Kreeft heeft, ligt nl. 20 graden verwijderd van de as Kreeft - Steenbok. Het spiegelpunt van de planeet zou dan liggen aan de ándere kant van de as en wel eveneens op 20 graden afstand. Men komt dan uit op 10° Tweelingen.
De achtergrond is eigenlijk vrij vaag. In de astrologische literatuur kom ik nergens de oorsprong tegen van spiegelpunten, alhoewel men suggereert dat wanneer een planeet ergens staat, zijn spiegelpunt dan zódanig ligt, dat de declinatie van dat spiegelpunt gelijk is aan de declinatie van de oorspronkelijke planeet.

Ik vind persoonlijk het hele systeem van antiscone punten behoorlijk aanvechtbaar. Ik citeer een stukje uit de website van Tara Astrology en lees: “According to Lilly, The antiscon signs are those signs which are of the same virtue and are equally distant from the first degree of the two tropical signs Cancer and Capricorn and in which degrees where the Sun is, the days and nights are of equal length”. 
Vertaald betekent dit “Volgens Lilly, de antiscone tekens zijn dié tekens die van dezelfde kwaliteit zijn en dezelfde afstand hebben van de eerste graad van de tropische tekens Kreeft en Steenbok en in welke graden waarin de Zon staat, de dagen en nachten van gelijke lengte zijn”.

Volgens mij zegt dit meer iets over de eigenschappen van de tekens zelf dan van de planeten die erin staan. Overigens is de bewering van Lilly onjuist, want slechts in één geval zijn de dagen en nachten even lang: nl. precies op het moment dat de Zon op nul graden Ram of Weegschaal staat, dus bij aanvang van de lente en de herfst. In alle andere gevallen zijn dag en nacht ongelijk van lengte.
In de Tetrabiblos van Ptolemaeus, Boek-1, Hoofdstuk-17 en 18 vinden wij passages die er mee te maken hebben. De passage die er het best nog op aansluit, is de volgende uit hoofdstuk-18: “elke twee tekens, gelijk in afstand vanaf een van de tropische tekens, zijn aan elkaar gelijk qua kracht, omdat de Zon, wanneer deze in één van hen aanwezig is, de dag en de nacht en de verdelingen van tijd gelijk van duur maakt".
Alsnog is ook deze bewering onjuist en het zou wel eens een vergissing van Ptolemaeus kunnen zijn, die misschien de equinoctale punten bedoelde, waarover hij in hoofdstuk-17 ook spreekt.
Wie het wel snapt, mag het mij  uitlegen.

In ieder geval heb ik nergens een rechtvaardiging kunnen vinden voor het überhaupt toepassen van spiegelpunten van planeten. Ten eerste hebben alle planeten, behalve de Zon een eigen breedte, omdat hun banen niet in vlak van de eclipitca lopen, dus de hele “basis” van spiegelpunten gaat voor geen enkele planeet op. De declinatie van een planeet wordt bepaald door lengte en breedte op de ecliptica en de hellingshoek die ecliptica en equator op dat moment maken. Een gelijke declinatie, precies op het spiegelpunt vindt men dus nooit! Dit geldt hooguit voor de Zon, die geen breedte heeft en precies op de ecliptica loopt (alhoewel dit strikt gesproken niet waar is, ook de Zon heeft een breedte van max. 0,7 boogseconden)

De antiscia (spiegelpunten) volgens de mundane horoskoop

Als wij dan toch érgens spiegelpunten vinden, dan is dat alleen bij de mundane horoskoop het geval, zoals wij al eerder in dit artikel hebben leren kennen en waarvan de afbeelding hieronder volgt.

De spiegelpunten volgens de mundane horoskoop

Als we nog eens goed nadenken over de toekenning van de planeten aan de tekens en het denkpatroon van de Ouden volgen, dan merken wij dat de planeten heerschappij kregen steeds links en rechts vanaf het verste punt, namelijk Saturnus.

Op deze wijze is er slechts één spiegeling mogelijk: de as Leeuw - Waterman !

Omdat de Zon en de Maan slechts over 1 teken heersen, is er voor Zon en Maan geen spiegelpunt aanwezig, maar zoals u duidelijk kunt zien, hebben alle andere planeten hun spiegelingen vanuit de dagzijde naar de nachtzijde, zonder uitzondering!

Dit oeroude beeld is “ergens” verloren gegaan tussen de werkelijke Oudheid en de geschriften sinds Marcus Manilius (ca. 40 na Chr.). Marcus Manilius heeft als dichter een standaardwerk geschreven, de “Astronomica”, waarin hij in ruim 4500 regels de uitgangspunten beschrijft van de astronomische wetten en tevens de uitgangspunten van de astrologie, die hij op dichterlijke wijze beschrijft.
Er wordt zelfs gesuggereerd dat Ptolemaeus (ca. 200 na Chr.) delen van Manilius’ werk heeft overgenomen, omdat bepaalde zinsneden identiek zijn. Ptolemaeus heeft er echter veel meer rekenarij aan toegevoegd. Ik ga hier verder geen oordeel vellen over de juistheid van een en ander, ik ben geen expert op dit gebied en ik ben ook afhankelijk van de vertaalde teksten, aangezien ik het Grieks en Latijn niet beheers (wel jammer als er nu over terugdenk, het was ooit een keuzevak in mijn schooltijd).

Het Latijnse “Antiscium” heeft zijn oorsprong uit het Griekse “antiskia” dat uit twee delen bestaat, “anti” en “skia”. “Anti” betekent “tegen” en “skia” betekent “schaduw”. Het woord “tegenschaduw” komt ons wat vreemd voor, maar als wij ons herinneren aan de dag- en nachtzijde van de toegekende planeten, dan is het niet zó vreemd.
Een schaduw wordt gevormd doordat licht (de Zon hier) tegen een voorwerp (planeet) aanschijnt. De schaduw is de donkere afbeelding van het oorspronkelijke voorwerp aan de zijde waar de lichtbron NIET is.
Als u de laatste afbeelding weer bekijkt dan zouden de “schaduwen” van de planeten vanuit de dagzijde (waar de Zon regeert) worden geworpen op de nachtzijde, het deel waar de Maan heerst.

Aldus krijgt Mercurius staande in de Maagd zijn schaduw geworpen in het teken Tweelingen, Venus haar schaduw vanuit Weegschaal naar Stier, Mars zijn schaduw vanuit Schorpioen naar Ram, Jupiter zijn schaduw vanuit Boogschutter naar Vissen en Saturnus zijn schaduw van Steenbok naar Waterman.

Deze situatie lijkt mij vanuit het oer wereldbeeld, de mundane horoskoop de enig juiste. Ik heb er geen praktische ervaring mee, sterker nog, ik werk totaal niet met antisconen (spiegelpunten). Ze voegen naar mijn idee niets toe aan de 12 planeten die we al gebruiken (Zon, Maan, planeten, draconis en Pars Fortuna). De vele boeken die ik gelezen heb, vermelden hier en daar het gebruik van antisconen, maar alleen dán wanneer men met de planeten niets aanwijsbaars konden aantonen. Zelfs dan nog waren het nooit sluitende bewijzen.

Dit artikel is primair gewijd aan de toekenning van de planeten aan de tekens en de oorsprong ven de begrippen benefic en malefic. In samenhang hiermee is het begrip antiscium ofwel spiegelpunt aan de orde geweest. Hopelijk biedt dit artikel weer een klassiek aanknopingspunt op de begrippen, waarvan velen zich afvragen hoe deze ooit tot stand kwamen.

Gebruikte literatuur:

1. Ptolemaeus, Cl., "Tetrabiblos", ca. 200 n.Chr.


Afgesloten, 15 januari 2005 © J. Ligteneigen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

_______________________________________________________

Pagina voor het laatst bewerkt op / Page maintained on: 

Seite bearbeitet am / Pagina aggiornata il:   31/12/2015 11:43