| Bespreking Engelstalige Astrologieboeken | ||
| 
 | ||
| 
 Menu zonder JAVA 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 | Titel:
      Astronomica Auteur:
      Marcus Manilius  Uitgever:
      Harvard University Press  Plaats: Cambridge, Massachusetts (USA), London, England Jaar:
      1997 Aantal blz.: 386 Register: ja, zeer uitgebreid + literatuurverwijzingen Afbeeldingen:
      Uitvouwbare hemelkaart en een kaart van wereld, zoals Manilius deze zag.  
                        
        Samenvatting: Dit mooie en uitgebreid
      gedocumenteerde boek is voornamelijk te danken aan de editor, G.P. Gould.
      Gould is Emeritus van Latijnse Talen en Literatuur aan de Yale University
      in de USA. Gould heeft vrijwel alles bestudeerd van Manilius en heeft ook
      erg veel studie gedaan naar de eerdere inspanningen van A.E. Housman, die
      de meest omvangrijke studie heeft verricht naar de werken van Marcus
      Manilius. De Astronomica is een
      werk bestaande uit 5 boeken, geheel geschreven in het Latijn. Alle boeken
      zijn geheel in dichtvorm geschreven, ook de tabellen, cijfers, e.d. Dit werk, de Astronomica
      is over een lange periode van Manilius’ leven geschreven, waarschijnlijk
      tussen 20 v. Chr. en 14 na Chr. Deze editie is volledig in het Engels
      vertaald en op vrijwel elke bladzijde zijn voetnoten geplaatst die
      verwijzen naar de studies van eerdere schrijvers/onderzoekers en geven ook
      interessante informatie over astronomische verschijnselen, extra
      verklaringen en zo meer. Dit boek, tesamen met de
      Tetrabilbos van Ptolomeus zouden eigenlijk deel moeten uitmaken van de
      standaard boekenverzameling van elke serieuze astroloog. U moet natuurlijk
      wel de Engelse taal machtig zijn. ***** Conclusie:
      een zeer sterke aanrader voor iedereen. Hierna vindt u van elk
      van de vijf boeken uit de Astronomica een uitgebreidere samenvatting Boek-1: Het eerste boek bevat 926
      versregels. Manilius neemt een aanloop in de eerste 117 regels door te
      verklaren dat hij over de astrologie gaat “zingen” en dat Mercurius de
      weg heeft geplaveid voor een interesse in de hemelse verschijnselen. Vóór
      die tijd leefde de mens in een onbewuste toestand, maar de ontwaking van
      zijn bewustzijn leidde tot de voortgang in deze wetenschap (de astrologie) De versregels 255-531
      vormen het belangrijkste deel van dit eerste boek, een soort Sphaera,
      zoals ook Aratus (315-245 v.Chr.) drie eeuwen daarvoor al had beschreven. Hierna wordt heel kort
      aandacht besteed aan de planeten, veel te kort in verhouding tot de andere
      onderwerpen. Blijkbaar was het voor Manilius erg moeilijk om kort en
      krachtig én in versvorm de invloeden van de planeten te vermelden. Ook
      Aratus schrijft hierover in zijn Phaenomena, 460 : “als het op hen
      aankomt (de planeten), dan falen mijn pogingen” In de versregels 539-804
      worden de cirkels van de hemel beschreven: de noordelijke poolcirkel, de
      kreeftskeerkring, de evenaar, de steenbokskeerkring en de zuidelijke
      poolcirkel. Manilius gebruikt hier de 60-graden cirkel, die ook door
      Eudoxus (408 v.Chr.) en Geminus (110-40 v.Chr.) werden gehanteerd, zie de
      afbeelding hieronder. 
 Elke genoemde graad dient
      met 6 te worden vermenigvuldigd om de omzetting naar de huidige 360-graden
      cirkel te verkrijgen. Het laatste deel van
      boek-1 is gewijd aan komen en meteoren en hun diverse verschijningsvormen. 
 Boek-2 is pure astrologie
      met nieuwe gezichtspunten die zelfs in Ptolomeus’s Tetrabiblos niet
      genoemd worden. Na een introductie
      (regels 1-149) bespreekt Manilius in de regels 150-269 de tekens van de
      dierenriem, bespreekt mannelijke- en vrouwelijke tekens, dubbeltekens
      (waarbij Steenbok ook als dubbelteken wordt gezien: bok + vissenstaart) en
      het feit dat de tekens Stier, Tweelingen en Kreeft ondersteboven opkomen
      aan de hemel, dit in tegenstelling tot alle andere tekens. Verder beschrijft
      Manilius dag- en nachttekens, vruchtbare- en onvruchtbare tekens en tekens
      die een bepaalde houding aanneming, zoals rennend (Ram, Leeuw,
      Boogschutter) of staand (Tweelingen, Maagd, Waterman), enz.. Hierna volgen de
      toewijzingen van de tekens aan de lichaamsdelen, zoals wij die nu nog
      steeds kennen, met hier en daar kleine verschillen. In de passage met
      versregels 466-692 worden allerlei relaties tussen tekens beschreven die
      volledig nieuw zijn en bijzonder interessant, zoals de videntia
      (tekens die elkaar zien op gelijke parallelhoogten of de audentia
      (tekens die elkaar horen) op gelijke afstand van de as Kreeft-Steenbok, de
      amantia en de insidiantia, een zeer verrassende uiteenzetting die uniek is ten
      opzichte van alles dat in latere eeuwen is geschreven. Hierna komen de diverse
      vijandschappen aan bod, die er tussen tekens kunnen voorkomen, zoals het 1e
      en het 3e trigon (Ram, Leeuw, Boogschutter) en (Tweelingen,
      Weegschaal, Waterman): niet alleen staan deze driehoeken tegenover elkaar,
      maar ook staan dierlijke tekens tegenover menselijke tekens. Een verdere
      uiteenzetting volgt over welke tekens niet goed met elkaar kunnen
      opschieten. Passage 692-737 gaat over
      de verdeling van elk teken in 12 kleinere delen van 21/2 graad. Deze
      worden toegekend aan de tekens in een bepaalde volgorde. Hierdoor heeft
      niet alleen het dierenriemteken zijn eigen invloed, maar komt er ook een
      wijziging door het teken van de bewuste onderverdeling. Passage 738-748 gaat over
      planetaire beheersing van elk deel van een teken, zoals in de figuur
      hieronder is afgebeeld: 
 Elke planeet beheerst een
      halve graad binnen het teken in de volgorde Saturnus, Jupiter, Mars, Venus
      en Mercurius. Hierna herhaalt het patroon zich, zoals duidelijk in de
      afbeelding te zien is. In het laatste deel (de
      versregels 788-967) gaat het over de basale indeling van de horoskoop in
      de vier kardinale sectoren. Ook de vier beginpunten van deze kardinale
      sectoren oefenen een zeer grote kracht uit op de daar aanwezige planeten. Interessant is het
      gedeelte vanaf regel 856, waarin Manilius de tussengelegen huizen
      doorneemt. Deze heten in dit boek tempels
      en krijgen in het kort een betekenis toebedeeld die hier en daar sterk
      afwijkt van de huidige betekenis. Zo wordt onder andere de tempel
      tegenover de Ascendant verantwoordelijk gehouden voor de dood en het einde
      van het leven, hetgeen tegenwoordig een achtste-huis aangelegenheid is.
      Manilius geeft de huizen geen cijfer, zoals wij tegenwoordig wel doen,
      maar hij beschrijft ze op indirecte wijze, wat wel tot complicaties leidt,
      omdat makkelijk gedacht kan worden dat Manilius slechts 8 huizen
      beschrijft in plaats van twaalf. En heel vroeger kende men ook maar
      slechts 8 huizen, dus de verwarring kan groot zijn. De vier kardinale huizen
      worden nl. ook niet apart genoemd, wél echter de vier hoekpunten
      (Ascendant, Descendant, MC en IC). 
 Na een korte inleiding
      wordt in de versregels 43-159 een nieuwe cirkel geïntroduceerd: de cirkel
      van de zogenaamde Athla (ofwel
      de cirkel der Parsen). De betekenis van elk van de twaalf Athla wordt
      beschreven en men dient deze betekenis te gebruiken bij de hierna
      verklaarde berekening van het Pars Fortuna en de andere 11 “parsen”,
      die hiervan worden afgeleid. In de regels 203.-509
      wordt het berekenen van de Ascendant beschreven. Omdat er toen nog geen
      mooie huizentabellen bestonden, werd de Ascendant (men noemde de Ascendant
      vroeger ook wel de horoskoop) bepaald door de tijd te meten tussen de
      geboorte en de Zonsopkomst, of, indien dit beter uitkwam, tussen geboorte
      en Zonsondergang. Hiertoe wordt als
      voorbeeld de situatie in Rhodos aangegeven. 
 In de winter (Zon in
      Steenbok) zijn er 91/2 uren waarbij de Zon boven de horizon staat. Op de
      eerste lentedag (Zon nul graden Ram) zijn dat 12 uren en in de zomer (Zon
      in Kreeft) zijn er 141/2 uur dat de Zon boven de horizon staat. In het
      boek worden 15 uur als voorbeeld aangehouden. Op de langste dag van het
      jaar verblijft de Zon dus 15 uur boven de horizon en 9 uur er beneden. Op basis hiervan worden
      deze 15 uur gedeeld door 6 en dit levert 21/2 uur op voor het rijzen van
      het teken Leeuw.  Op basis van
      de 9 uur (dat de Zon onder de horizon blijft), gedeeld door 6 levert dit 1½
      uur op en dit is de tijd voor het rijzen van het teken Stier. Zo kan men ook eens voor
      Nederland bepalen hoe snel de tekens rijzen. Men moet dan voor de langste
      dag wel weten hoeveel uur de Zon boven en beneden de horizon blijft.
      Volgens mijn idee is dit resp. 16½ en 7½ uur en  zo krijgt men veel inzicht over snel en langzaam rijzende
      tekens, ook nu nog erg belangrijk voor de beoordeling van elke horoskoop. In het gedeelte met de
      versregels 510-559 beschrijft Manilius hoe de tekens bepalend zijn voor de
      diverse leeftijdsfasen van iedere persoon. In de regels 560-617 geeft
      Manilius de jaren, afhankelijk van het teken dat op de Ascendant staat, in
      combinatie met het teken dat door de Maan bezet wordt. In de laatste passage
      (618-682) beschrijft Manilius de veranderingen die optreden als gevolg van
      de kardinale tekens Ram, Kreeft, Weegschaal en Steenbok. Deze passage
      staat een beetje los van de rest van de onderwerpen van boek-3, maar vormt
      niettemin een mooie afsluiting van een interessant boek-3. 
 Het vierde boek bestaat
      uit 925 versregels en gaat nader in op de onderverdelingen van de tekens.
      Na zijn inleiding (1-110) gaat Manilius in op de verschillende
      eigenschappen wanneer de diverse tekens op de Ascendant verschijnen,
      althans dat mag worden verondersteld uit zijn andere versregels.De
      beschrijvingen worden op humoristische manier gedaan. In de versregels 294-407
      worden de decanaten beschreven die waarschijnlijk afkomstig zijn uit
      Egypte (volgorde Ram: ram, stier, tweelingen; Stier: kreeft, leeuw,maagd;
      enz…Leeuw: ram,stier,tweelingen….) en dit systeem wijkt af van de twee
      systemen die wij tegenwoordig kennen (op basis van drievuldigheden of op
      basis van de Chaldeeërs). In de passage met de
      regels 408-501 worden de zogenaamde “partes damnamdae” beschreven
      (schade berokkenende punten) en hier worden de 360 graden van de zodiak
      individueel benaderd, niet allemaal, maar slechts dié welke schadelijk
      werken. In onderstaande tabel zijn deze weergegeven : 
 In het deel 502-584 wordt
      de invloed van bepaalde zodiakale graden beschreven, maar deze opsoming is
      erg kort en bondig. De wereld volgens
      Manilius strekte zich uit van Europa tot Azië en verder naar het Zuiden
      tot Lybië, Egypte en Ethiopië, een even “beperkte” wereldvisie als
      wij in Ptolomeus’ Tetrabiblos aantreffen. Manilius hanteert andere
      toekenningen dan Ptolomeus, maar die van de laatste worden heden ten dage
      ook hier en daar betwijfeld. De voorlaatste passage
      (regels 818-865) gaat over tekens waarin een Maaneclips valt. Het teken
      waarin de Maan staat tijdens de Maaneclips, krijgt te “lijden” van
      deze eclips en ook het teken dat loodrecht hier tegenover ligt. Deze
      “beperking van de macht” geldt niet alleen voor de duur van de eclips,
      maar strekt zich uit over een langere periode, die soms een jaar kan duren
      en zelfs hierna is de verzwakking nog niet voorbij, maar slaat dan over in
      terugwaartse richting naar de voorgaande teken-paren. Het vierde boek wordt
      afgesloten met een positief statement van Stoïcijnse oorsprong: volgens
      Manilius heeft de mens de kracht om de geheimen van de toekomst te
      onthullen. Want God leeft in de mens en door de mens een vleugje goddelijk
      intellect te schenken, wordt de mens uiteindelijk verheven tot goddelijke
      hoogten…. 
 Dit laatste boek uit de
      Astronomica telt 745 versregels en is tevens een veelbesproken boek, omdat
      hierin ongeveer 140 versregels ontbreken die waarschijnlijk aan de
      planeteninvloeden gewijd zijn. Op diverse plaatsen in de Astronomica
      worden toespelingen gemaakt naar een uitgebreidere tekst over de planeten,
      maar die wordt echter nergens in het werk aangetroffen. In de zeer korte
      inleiding van 29 versregels beweert Manilius dat andere poëten hier
      gestopt zouden zijn, maar onze dichter doet nog even een zeer dikke ronde
      langs alle tekens, wanneer deze aan de Ascendant boven de horizon
      verschijnen. In deze zeer lijvige passage (32-709) worden de zogenaamde paranatellona uitvoerig behandeld. Dit deel van het boek is
      het meest artistieke en bewijst tevens de grote kunst van Manilius om met
      zijn rhetorische gave een geestige omschrijving te geven van de
      eigenschappen wanneer een bepaalde zodiakale graad op de Ascendant
      verschijnt. In de meeste gevallen worden ook de sterren (soms ook
      sterrenconstellaties) genoemd die mede rijzen aan de Oostelijke horizon,
      zoals bijvoorbeeld Argo aan de linkerzijde van het teken Ram (op 4
      graden). Bij de beschrijving van
      de 12e graad Vissen wordt de constellatie Andromeda beschreven
      die aan de rechterkant met de 12 graad Vissen mee verschijnt aan de
      Oostelijke horizon. Manilius gaat hier “buiten zijn boekje” door in
      tegenstelling tot de andere zodiakale graden hier heel uitgebreid de oude
      mythe te beschrijven, waarin het meisje Andromeda wordt geofferd.
      Cassiepia, de vrouw van Cepheus schepte op dat Andromeda’s schoonheid
      groter was dan dat van de zeenympfen, de Neiriden. Posseidon (Neptunus)
      was hier zó kwaad over, dat hij een vloedgolf stuurde die het land
      overspoelde en het monster (Cetus) zou het meisje Andromeda moeten
      verslinden om de vloek weer ongedaan te maken. Perseus redde haar van een
      gewisse dood en nam haar mee. Waarom Manilius hier zo uitgebreid op in
      gaat (bijna 100 versregels) is onduidelijk. Een mooi verhaal is het zeker
      wel. Vanaf regel 709 is er een
      lacune in de tekst, want de schrijver was zojuist begonnen aan de
      beschrijving van Helice (= de Grote Beer). Als laatste zou de beschrijving
      van Draco gevolgd zijn. Dit kan worden afgeleid uit de werken van Julius
      Firmicus Maternus (3e eeuw na Chr.) , die Manilius op de voet
      volgde met zijn eigen “Mathesis”. In de Mathesis boek 8.17.7) vindt
      men de passage over Draco, waarvan het sterrenbeeld hieronder is getoond
      (bron: Wikipedia op het internet). 
 Na het lange stuk over de
      paranatellona zou er dus een passage ontbreken van ca. 140 versregels 
      waarin Manilius de invloed van de planeten zou beschreven hebben.
      Op zichzelf zijn  140 regels
      bijzonder weinig en het lijkt me ruim onvoldoende om hierin de invloed van
      de planeten werkelijk te kunnen beschrijven. Maar goed, laten wij voorop
      stellen dat Manilius hier in geslaagd was. Helaas zullen wij deze
      versregels hier moeten missen. In het voorlaatste deel
      (regels 710-745) beschrijft Manilius hoe de sterren zijn georganiseerd in
      zes groepen van helderheid (magnitude). 5 regels gaan over de sterren van
      een 3e magnitude, in de volgende 10 regels wordt alleen maar
      het bestaan vermeld van sterren van de 4e , 5e en 6e
      magnitude zonder deze te noemen. Het is duidelijk dat
      bijna 150 jaar vóór Ptolomeus er al een indeling bestond van sterren in
      zes klassen van helderheid. De uitstekende sterrencatalogus van Ptolomeus
      grijpt terug op het eerdere werk van Hipparchos, die 4 eeuwen dáárvoor
      al een uitgebreide studie deed naar de sterrenconstellaties en zodoende de
      precessie van de Aardas ontdekte door de verschillen te bepalen tussen
      zijn waarnemingen en die van nóg veel eerdere tijden. Ook hier in Manilius’
      werk is er een verloren deeltje van ca. 30 versregels, waarin
      waarschijnlijk de sterren van de 1e en 2e magnitude
      staan beschreven. In de bladzijden 101 t/m 105 van de Introduction geeft
      Gould een uitgebreid overzicht van alle sterren van de constellaties van
      de 1e, 2e en 3e  klasse
      magnitude. Tja, en dan eindigt
      het 5e boek en tevens de Astronomica vrij abrupt en zonder dat
      de schrijver naar een einde toe werkt. Het is interessant om nog eens te
      bedenken dat alles in de Astronomica in dichtvorm is beschreven, dus ook alle
      berekeningen, alle tabellen en figuren. Dit is een unieke prestatie die
      men nergens anders aantreft in de astrologische literatuur. Deze uitgave van de
      Astronomica is een zeer grondig werk van de editor G.P. Gould. De
      alleroudste uitgaven die getraceerd zijn, stammen uit de 11e
      eeuw en schijnen zelf weer af te stammen van een “ouder”-manuscript.
      Het manuscript M, codex Matritensis 3678 (vroeger M31) is het allerbelangrijkste en ook het meest authentieke manuscript dat direct van
      de bron afkomstig schijnt te zijn. Dit manuscript is
      geheel binnenstebuiten en ondersteboven gekeerd en elke letter en elk
      komma is bestudeerd. Na alle bewerkingen en ca. 25 verschillende versies
      later is uiteindelijk deze uitgave tot stand gekomen, rijkelijk voorzien
      van commentaren, afbeeldingen en tabellen. Ondanks dat het
      astrologisch inhoudelijk nog lang niet op hetzelfde niveau staat als de
      Tetrabiblos van Ptolomeus, is de Astronomica toch vooral een poëtisch
      kunstwerk en het feit dat dit werk ca. 150 jaar vóór de Tetrabiblos is
      verschenen, maakt het al erg interessant op zich. Om mijn conclusie nog
      maar eens te herhalen, en hiermee sluit ik de bespreking van dit werk af :
      dit werk mag niet ontbreken als een (klassiek) onderdeel van de boekenkast
      van elke zichzelf respecterende astrologiebeoefenaar. Opgemaakt: 
      6 november 2005 
      © J. Ligteneigen Pagina layout: 09-12-2008 
 | 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 | 
| 
 
 | ______________________________________________ Pagina voor het laatst bewerkt op / Page maintained on: 15/07/2023 | 
 
 
 |