Boekbespreking Nederlandse Boeken | ||
door J. Ligteneigen |
||
Menu zonder JAVA
|
AUTEUR: E.LK. Esser, H. Cosman,J.C. Bakker TITEL: Astrologie van A tot Z; GEGEVENS: Hoevelaken; uitgeverij Verba BV; 1997; 310 blz.; paperback; ISBN: 90-5513-313-2; Nederlandstalig; Prijsindicatie: ƒ 39,50 Ik kocht dit boek officieel op de Boekenbeurs, die 6 keer per jaar in Nederland en België wordt gehouden voor slechts ƒ12,50. Aan het einde van dit artikel kunt u concluderen of dit een voordeeltje is geweest of een miskoop.Het boek bestaat uit drie delen, die elk door een der auteurs is samengesteld. Deel I bevat een algemene inleiding tot de astrologie en dit wordt gepoogd in vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk probeert de schrijver het begrip astrologie en het astrologisch denken duidelijk te maken door de ontwikkeling van het menselijk denken door de tijd te schetsen. In het 2e hoofdstuk wordt de geschiedenis van de astrologie geschetst: vanaf de Soemeriërs (ca. 3000 v.Chr.), het Baby-Ion (ca. 2000 v.Chr.), Egypte, de Grieken en de Romeinen, de Maya's en Azteken wordt de astrologie de Middeleeuwen ingesluisd. Enkele belangrijke astrologen die vanaf de 15e eeuw tot heden aan de astrologie een belangrijke bijdrage hebben geleverd, worden vermeld. Het 3e hoofdstuk gaat over de hypothetische planeten, reden genoeg om hier even stil bij te staan. Volgens de "Wet van 12", die ondermeer zegt dat ieder teken door een eigen planeet beheerst wordt, zouden er dus nóg eens drie planeten moeten zijn. Deze drie zijn langs astronomische wijze nog niet vastgesteld en worden daarom hypothetische planeten genoemd. Zij bestrijken (naar vermoeden) banen achter de baan van Pluto en zijn door de astroloog Th. Ram en zijn medewerkers van het toenmalig Nederlands Astrologisch Genootschap (NGA, begin van deze eeuw) achtereenvolgens genoemd als Persefone, Hermes en Demeter. In dit hoofdstuk wordt de vraag gesteld of het wel aanvaardbaar is om met nog niet astronomisch ontdekte planeten te werken. Als argument vóór pleit het volgende: Vroeger waren Uranus, Neptunus en Pluto ook nog niet ontdekt, terwijl ze toch duidelijk hun werking uitoefenden, (opm. de schrijver vergeet er even bij te vermelden dat vroeger ook niemand met hypothetische standen van Uranus, Neptunus en Pluto werkte). Als
positieve argumenten worden drie voorwaarden gesteld, waaronder het
gebruik van hypothetische planeten zou zijn verantwoord. Deze zijn in
vragende vorm geformuleerd: (a) Moet het bestaan van deze (hypothetische) planeten noodzakelijkerwijs worden aanvaard als sluitstuk voor een kosmische wetmatigheid? (b) Zijn er gronden waardoor hun bestaan op logisch verantwoorde wijze kan worden aangenomen? (c) Is er een middel om bij voortduring na te gaan of de plaatsen voor deze planeten zich ongeveer moeten bevinden,juist zijn? Voor punt (a) verwijst de schrijver naar de publicaties van Ram, Knegt en Thierens. Om punt (b) kracht bij te zetten, wordt eerst het feit dat Pluto heerser is van Schorpioen om zeep geholpen, want volgens de schrijver zouden deze astrologen "kosmisch vergeleken Pluto tussen Venus en Jupiter aan de hemel hebben geplaatst - bepaald logisch is dit nietl", aldus Esser. [Opm.: Venus beheerst het teken Weegschaal en Jupiter het teken Boogscutter en Schorpioen met zijn heerser Pluto ligt hiertussen.] Jammer voor Esser, maar de praktijk van vele honderden astrologen, waaronder ook onze hoofdredacteur spreekt duidelijk andere taal. De door hen gemaakte duizenden horoskopen bewijzen het tegendeel. Esser vraagt zich dan hierbij af : "dan moet men zich beseffen dat volgorde van dierenriemtekens en volgorde van planeetbanen niets met elkaar te maken hebben" - en zo is het! Bij voorwaarde (c) wordt een flauwekul argument aangedragen : "De moeilijkheid was dat horoskopen met Taurus (Ö), Gemini (II) en Cancer (©) rijzend met resp. Venus, Mercurius of de Maan als heerser van de horoskoop, de persoon in kwestie niet juist weergeven". Niet te geloven toch! Hier wordt een klassieke fout gemaakt, nl. dat de heerser van de ascendant automatisch de heerser van de horoskoop is. Ten tweede : kan de schrijver dan wél overweg met alle andere tekens als Ascendant? Wij volgen de schrijver nog even : "Door nu in dergelijke figuren na te gaan waar de heerser van de ascendant zou moeten staan, vooral in welke sector, om in overeenstemming met de werkelijkheid te zijn, kwam langzamerhand het beeld naar voren waar de drie nog niet ontdekte planeten zich zouden moeten bevinden". Leest u alstublieft door! "De efemeride die Th. Ram opstelde, geeft nadrukkelijk benaderde waarden aan". Niet te filmen toch? Ik heb thuis het boek "Psychologische Astrologie" van Th. Ram met twee sterk vereenvoudigde efemeriden van Persefone en Hermes met standen om de 5 (ja, vijf!) jaar en een onnauwkeurigheid van 3 graden, waarvoor de auteur uitdrukkelijk waarschuwt. Degenen die dit boek ook hebben, wordt aangeraden het hoofdstuk over deze hypothetische planeten te lezen. Iedereen die ook maar de geringste kennis van de Griekse mythologie heeft, móet wel concluderen dat de toebedeling van Persefone aan Stier, Hermes aan Tweelingen en Deme-ter aan Kreeft en het wegvallen van de Maan als heerser van Kreeft een misser van de eerste orde is. Stelt u zich een beginnende astrologiebe-oefenaar voor die deze situatie voor "waar" aanziet!! Reddeloos verloren is-ie, en dat maken wij maar al te vaak mee in de praktijk! Het laatste hoofdstukje geeft enkele organisaties van praktiserende astrolo-giebeoefenaars in Nederland, Europa, de VS, Canada en Australië. Dit eerste deel wordt afgesloten met 8 literatuurverwijzingen, bevat 4 afbeeldingen en beslaat 40 bladzijden. Deel-2 wordt verzorgd door H. Cosman en bevat de concrete uiteenzetting van de astrologie, zoals de verklaring van tekens, huizen, planeten, aspecten, orbs en retrogradatie. Vrij snel hierna gaat de schrijver in op de theorie van Th. Ram om de psychische werking van de planeten te verklaren. Hiertoe worden Zon, Vulcanus (Mercurius) en Venus als binnenplaneten de intuïtieve- of "ES-krachten" genoemd en Mars, Jupiter en Saturnus als buiten-planeten de instinctieve- of "IK-krachten". Daarnaast kent de schrijver de zgn. mysterieplaneten (Uranus, Neptunus, Pluto en Persephone, Hermes en Demeter). Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op de mysterieplaneten met termen als "middelpuntsprincipe", "subjectieve ontwikkelingslijnen", "super-persoonlijke uitwerking", "spiegelwerking", "octaafwerking" en zo maar verder. Leuk voor de beginnende astrologiebe-oefenaar. Die begint nu al spijt te krijgen van z'n koopje. Bij de aspectenbehandeling probeert Cosman de orbs van aspecten te definiëren aan de hand van de aardbaan, die ellipsvormig is. De verhouding tussen de lange as van de ellips en de korte as bedraagt 60:58. Volgens Cosman is de orb voor majeure aspecten derhalve gelijk aan: Deze 15° moeten door 2 gedeeld worden voor elke zijde van het aspect, dus ca. 7,5°. Mineure aspecten krijgen vervolgens de helft, dus ca. 3,5 ° en parallellen 1°. Een echte motivatie voor deze werkwijze wordt niet gegeven. Het lijkt een beetje zoeken naar leuke getallen, die de klassieke orbs moeten "verklaren". In het hoofdstuk Horoskopie, waarin voornamelijk de berekening van de horo-skoop wordt besproken, worden de hypotetische planeten weer van stal gehaald en krijgen Persephone, Hermes en Demeter omlooptijden toebedeeld van resp. 600, 720 en 900 jaar! Vervolgens - en dat lijkt mij voor een beginner heel erg zwaar - wordt er systematische naar het APC-huizensysteem toegewerkt en ook de planeten worden op uiterst moeilijke wijze berekend. Zoals u natuurlijk weet zijn voor een bepaald tijdsmoment de standen van de planeten voor iedereen gelijk die op dat tijdsmoment geboren zou worden. Cosman vindt nu dat er een persoonlijk tintje aan de planeetstanden gegeven moet worden, zodat de oorspronkelijk collectieve standen worden verbijzonderd tot individuele standen. Dat gebeurt via de boldriehoeksmeting en diverse goniometrische formules, waarbij de ware beginneling dit boek zeer waarschijnlijk naast het brandhout zal deponeren Hoe je iets eenvoudigs tot een monster kunt bombarderen! Maak het maar lekker moeilijk. Waarom? Waarom niet gewoon datgene doen wat generaties astrologen altijd al deden? Keep it sim-ple is nog altijd de kracht van de astrologie geweest. Op deze wijze verliest de doorsnee mens de interesse voor de astrologie. De zgn. "kenners" hebben zich dan een aureool van ingewikkeldheid aangemeten. Deze leer is natuurlijk alleen voor de cosmisch ingewijden! Gewone mensen laten het afweten, de Ram-volgers theoretiserenelekker verder, maar komen geen stap dichter bij de werkelijkheid. De aspectenleer is altijd een der moeilijke onderwerpen geweest in de astrologie. Als je dit werkelijk voorgoed wilt verpesten, lees dan vooral de "technische voorbereiding der horoskoopverklaring". In dit hoofdstuk. Dit bestaat hoofdzakelijk uit het volgen van cycli. Een cyclus is en samenhangende groep huizensectoren, bijv. 1-5-9 of 2-5-8-11. Uit die cycli volgt een lijnenspel, dat op papier wordt uitgetekend, zoals het spinneweb, waarbij de lijnen elkaar niet mogen kruisen. Als je het totaal onoverzichtelijk wilt maken en bovendien overbodig moeilijk, moet u vooral zo doorgaan. Dit geeft me toch een psychologisch inzicht! Op de2 wijze wordt nl. "inzicht verkregen in de wijze waarop alle planeetkrachten als factoren van het subject direct of indirect verbonden zijn met de buitenwereld, de Asc". Ja ja lezer, weer heel wat wijzer geworden met dit hoofdstuk. Snel verder naar de voorspellende astrologie, het laatste hoofdstuk uit dit tweede deel. Voorspellende astrologie De uiteenzetting van de grondbeginselen zijn zeker niet slecht Een goed verschil tussen de primaire- en secundaire directies wordt wel gegeven. Daarna wordt het al weer snel erg moeilijk, omdat alles op dat APC -systeem is gebaseerd, waardoor overal erg veel wis^ kunde bij nodig is. Het uitrekenen van een progressief aspect wordt hierdoor bijna een hel. Ook het rectificeren van de horoskoop komt ter sprake, uiteraard met behulp van het APC-syteem. De meeste beginnende lezers zullen onderhand al een teiltje naast zich hebben. Het hoofdstuk sluit af met een tabel waar je echt helemaal niets aan hebt, de "Verkorte efemeris van de hypotetische planeten". Voorbeeldje : Jaar 1970: Persephone op 7° Vissen. Jaar 1975: Persephone op 10° Vissen. Natuurlijk precies zo voor Hermes en Demeter. In dit hoofdstuk bevinden zich 30 afbeeldingen en 13 tabellen en geen literatuurverwijzingen. Deel3
wordt verzorgd door J.C. Bakker en beslaat 123 bladzijden. De schrijver
leidt dit laatste deel in door te zeggen dat velen het boek van Th. Ram te
moeilijk vinden.. Dan zegt hij: "schrijver dezes zijn echter geen
boeken bekend waar een middel aan de hand wordt gedaan om te leren in de
duiding tot een totaalbeeld te komen". Hij heeft gelijk: astrologie
is nooit uit één boek te leren en er zal nooit een boek komen dat
werkehjk allesomvattend is. Zelfs alles wat in Sagittarius tot nu toe is
geschreven [26 jaargangen x gem. 9 uitgaven x gein. 48 blz = ruim 11.200
bladzijden] bevat nog lang niet alles wat de heer Gieles zou kunnen
uitdragen. het eerste hoofdstuk,"voorbereiding van de duiding"
vindt u de horoskoop van Albert Schweitzer. Hier worden de zgn. "cycleringen"
bepaald op sterkte. Natuurlijk wordt hier het afschuwwekkende spinneweb
opgebouwd dat op blz. De stukjes over opvoeding en beroepskeuze zijn wel aardig, echter het blijft beperkt tot algemene kenmerken, zoals /g"Simus = gewoontevorming; Jupiter = aanpassen aan..; Mars=spel; Venus = creatief werken. Is dat wel zo? Naar mijn idee een veel te beperkte visie, en daar zie je weer gebeuren: men vervalt in een zeer beperkt aantal trefwoorden, die men aan een planeet relateert en draait dus rond in een heel klein cirkeltje. Schrijver introduceert vervolgens de objectieve loswikkeling van de persoonlijkheid, volgens het model van de slingergang om de centrale as 4-10, dus van 4 naar 3, van 3 naar 5 van 5 naar 2, enz. Elke slingergang heeft een periode van 7 jaar, huis 4 inbegrepen. De eerste 7 jaar: ontwikkeling van het fysieke lichaam(Maan). De tweede 7 jaar: ontwikkeling van het denkapparaat (Vulcanus!). De derde 7 jaar: ontwikkeling van het gevoelsleven. In elke periode van 7 jaar wordt weer een onderverdeling gemaakt van elk 1 jaar in de volgorde van de klassieke planeten. Dus 0-1 jaar: Maan-Satumus; 1-2 jaar: Maan-Jupiter; 2-3 jaar: Maan-Mars, enz. Vervolgens, en dat is zeer bedenkelijk, zegt de schrijver: "vindt men in de figuur bijv. een moeilijke Maan en Jupiter, dan moeten er in de periode 1-2 jaar belemmeringen zijn geweest, die een normale . aanpassing en souplesse in het verdere leven hebben gefrustreerd". Zo, het is maar dat u het weet. Alsof de horoskoop in zijn totaal niet meer meedoet. Misschien lopen er wel heel andere aspecten in het tweede levensjaar! Misschien is er wel helemaal niets gebeurd. Daarna geeft de schrijver nog een verklaring volgens de theorie van Freud: De Maan-Saturnus fase geeft de orale fase aan; de Maan-Jupiter stelt de anale fase voor en de Maan-Mars periode die geni-tale fase. Lekker makkelijk. Spelen de andere planeten geen rol? Heeft Freud wel eigenlijk gelijk? Velen zijn hier al horendol van geworden en komen er niet uit. Men dient dit stuk als 'Verdachte lectuur" te lezen. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de actuele horoskoop, kortweg de uurhoekhoroskoop. De schrijver vindt het wonder dat iedere keer blijkt dat op het moment dat een vraag wordt gesteld, op hetzelfde moment ook het antwoord voorhanden is. Grappig is dat Bakker kort hierna zegt: "Wanneer de laatste graden van een teken rijzend zijn, dan moet men afzien van het geven van een advies. Het is een aanduiding dat de omstandigheden voor de vrager elk ogenblik zodanig kunnen veranderen dat het advies geen waarde meer zal hebben". Zo lust ik er nog wel een paar. Wat als de Maan in de laatste graad staat, bijv. 29.58 Steenbok? Na 4 minuten staat deze in Waterman. Ook maar geen advies? Weer zoiets raars, actuele horoskopen. De zeg het nog maar weer een keer: Keep It Short and Simple (KISS). Kracht ontstaat uit de eenvoud, we hebben al die extra's niet nodig. Wie toch verder leest, komt allerlei regeltjes tegen die sterk doen denken aan de bekende aforismen die men ook wel vindt in het boek van Maurice Privat of de aforismen in het boek van Ptolemaeus. Ook wordt er aandacht gegeven aan de vergelijkende horoskopie. Hierbij gaat het om het samenvallen van factoren. De planeten en huizen uit horoskoop A worden vergeleken met die van horoskoop B. Gelet wordt dan op aspecten van de planeten uit horoskoop A met de planeten van horoskoop B om maar eens iets te noemen. Een klein hoofdstukje gaat dan nog over de rol van de astrologie bij individuatieprocessen: hierbij wordt het begrip "IK" uitgesplitst naar de Zon, Maan, Ascen-dant en het Pars Fortuna, die ontstaan is uit de eerste drie. Het derde deel bevat 20 afbeeldingen en 2 tabellen. Het
boek wordt afgesloten met 9 literatuurverwijzingen voor beginners, 16
verwijzingen voor gevorderden en 7 boeken over astrologie en
psychologie. Verder worden nog periodieken en brochures genoemd. Advies voor gevorderden: vergelijk de theorie eens met wat u gewend bent. Zijn de cycleringen wel zo prettig of kunt u het beter met de gewone aspecten af? Het boek dient erg kritisch gelezen te worden. Tot slot: bij het eerstvolgende bezoek aan de boekenbeurs kijk ik zeker eens of ruilen mogelijk is. Het zal wel niet voor zo'n prijs. In de officiële boekhandel betaalt u beslist te veel gezien de inhoud van het boek. Op de achterkaft van het boek staat nog: "Dit zeer complete handboek zal uw kennis van de astrologie ongeëvenaard verrijken". En de portemonnee van de uitgever ook. Opgesteld: 03-12-2005 © J. Ligteneigen Pagina-layout:
08-12-2008 |
|
|
_____________________________________________ Pagina voor het laatst bewerkt op / Page maintained on: 15/07/2023 |
|