BOEKBESPREKING

Charles E.O. Carter

Symbolic Directions in Modern Astrology

PicoSearch      
  Help
      

 

 

Home 

 

Symbolic Directions in Modern Astrology

AUTEUR: Charles E.O. Carter

UITGEVER: Theosophical Publishing House, London, 1984

OMVANG:   88 blz.

Engelstalig

PRIJSINDICATIE: ca. 15 EURO   

ISBN: 7229 5145 0 

Symbolic Directions in Modern Astrology


Voorkant van het boek Symbolic Directions in Modern Astrology van Charles E.O. Carter

Dit boekje werd reeds in 1929 voor het eerst uitgegeven en werd herdrukt in 1946 en in 1984.
Het behandelt de zgn. symbolische directies die geen enkele relatie hebben met een astronomisch feit, zoals bijvoorbeeld de asdraaiing van de Aarde (Primaire Directies) of de beweging van de planeten in hun baan (Secundaire Directies). Deze laatste twee soorten worden in talloze boeken zeer uitgebreid beschreven.

De stijl van Carter is ook hier weer zoals wij van hem gewend zijn: rustig en bescheiden. Carter kent natuurlijk ook als geen ander de diversiteit van progressiemethoden en huizensystemen. Uiteindelijk gaat het er om een systeem zien te vinden dat aan de volgende eisen voldoet:

1) Geen enkele belangrijke gebeurtenis mag zonder een directie bestaan
2) Geen directie mag zonder een bijbehorende gebeurtenis bestaan
3) Gebeurtenissen en directies moeten binnen nauwkeurige tijdsgrenzen samenvallen
4) Gebeurtenissen en directies moeten hetzelfde karakter hebben (ze moeten over hetzelfde onderwerp gaan)

Carter claimt zeker niet een systeem te hebben gevonden dat aan elk van de vier bovengenoemde voorwaarden voldoet. Hij beveelt iedereen aan om te experimenteren met de voorbeelden en te kijken wat men zoal kan gebruiken.

In zes hoofdstukken bespreekt Carter de vele invalshoeken van symbolische directies.

Hoofdstuk-1 gaat over de diverse symbolische methoden en de verschillende tijdmaten voor elk van de directiemethoden. Bij symbolische directies gaat het dus niet meer om astronomische achtergronden (asdraaiing, planeetbanen), maar het gaat om ideale waarden en relaties. Zo is bijvoorbeeld het levenspunt (van Frankland) een imaginair punt dat begint bij 0 graden Ram en door de zodiak beweegt met 4 2/7 graad per jaar.
Ook Sepharial heeft in het Brittish Journal of Astrology ooit beschreven om elk punt in de horoskoop in Rechte Klimming uit te rekenen. Alle onderlinge afstanden in graden (Rechte Klimming) zijn hiermee tijdbogen geworden, waarbij elke graad gelijk staat aan 1 jaar in het leven.

Zo wordt in de horoskoop van case-1 de horoskoop van een man getoond (25-6-1891; 8.10 te Wittshire). Deze man verloor op 30-10-1923 zijn arm toen hij in een fabriek een machine inspecteerde. Zijn leven kon nog net gered worden.

Case-1 uit het boek, man verloor op 30-10-1923 een arm

De directie die door Carter wordt voorgesteld is Mars oppositie Maan. Rechte Klimming Mars = 105° 26' naar 137°16'. Afstand is 31°50'. Gecorrigeerd voor de Naibod-snelheid (0° 59' 8" per jaar) is dat 32° 19' als tijdboog. Dit is dan op 32 jaar en 19/365 dgn = 116 dagen.
Het voorval gebeurde op 30-10-1923 en dat is op 32 jaar en 127 dagen, dus een verschil van 11 dagen.
De symbolische directie is hier dat de RK van Mars (105°26') met de snelheid van Naibod (59' 8"per jaar) verder moet lopen om de oppositie-RK van de Maan (137° 16') te bereiken.

In zekere zin is ook deze directie van astronomische aard, want er wordt met de werkelijke RK van Mars en Maan gerekend en de tijdboog is de gemiddelde snelheid van de Zon in zijn schijnbare baan (0° 59'8,33" ) per dag - symbolisch per jaar.

Om werkelijk een symbolische directie te maken stelt Carter zijn eerste methode voor: de 1 graad = 1 jaar methode.
Alle punten in de horoskoop in lengte uitgedrukt, worden ten opzichte van elkaar berekend en zo ontstaan de diverse tijdbogen. Met een twwede case wordt deze methode toegelicht en van voorbeelden voorzien.

Vervolgens wordt de 4/7-methode van Sepharial uitgelegd. Deze methode is gebaseerd op een periode van 600 jaar (de Naros) voor de gehele zodiak (dus 360 graden). Elke graad heeft dan een tijdmaat van 360 / 600, ofwel 3/5 en dit vrijwel gelijk aan4/7. Carter heeft deze methode toegepast op alle 8 cases van dit boek en hij zet de "verbluffende" resultaten op een rij op blz. 26. Alle gevonden directies zijn nauwkeurig binnen 1 graad en dat komt overeen met 600 /360 jaren = 1,6 jaar. Hier kan je niet echt enthousiast over worden.

Hierna geeft Carter de "Duodenary" techniek. In deze directietechniek wordt elk teken (30 graden) in 12 stukjes gedeeld van elk 2½ graad. De tijdmaat voor elk stukje is gelijk aan 1 jaar. Dit wordt vervolgens door Carter toegepast op de twee reeds gegeven cases en hij vindt diverse directies die dicht in de buurt komen van de datum van ongeluk voor beide personen.

De hieropvolgende techniek is de "sub-Duodenary" directietechniek. Hierbij wordt het eerstgevonden stukje van 2½ graad weer gedeeld door 12 en dit levert een nog kleiner stukje op van 12'30" . De tijdmaat voor dit kleine stukje is ook weer 1 jaar.
Op een gemiddelde levensduur van 72 jaar van een mens wordt dus slechts een gebied van 72x (12'30") bestreken, ofwel 15 graden. De planeten, Ascendant en MC in de radix moeten een onderlinge aspectafstand van kleiner van 15 graden hebben om effectief te kunnen zijn in het leven. Dit geeft dan een speciaal soort directies aan, waarvan de aard nog het meest overeen komt met het radix-aspect (omdat de aspecterende planeet nog nauwelijks is verwijderd van zijn radixpositie). Werkzame tijd van zo'n sub-duodenary is zo'n 5-6 jaar! De sterkste invloed wodt gevoeld ná het hoogtepunt van de progressie, maar de algemene invloedssfeer werkt al ca. 2-3 jaar aan beide kanten van het aspect. De 2 gegeven cases in het boek dienen hier weer als voorbeeld.

Hierna volgt de "Novenary" directie. Elk teken wordt door 9 gedeeld, dus elk stukje is 3°20' groot. Denkt u hierbij aan van Navamsha's uit de Indiase astrologie. De tijdmaat voor elk stukje vn 3°20' is weer 1 jaar. De resultaten van de 2 cases worden gegeven met redelijke resultaten.

Dan is het tijd voor de "Septenary" directies. Elk teken wordt door 7 gedeeld en elk stukje is 4 2/7 graad groot. Tijdmaat is 1 jaar voor elk stukje. Dit wordt weer voor beide cases toegepast met een redelijk resultaat.

Voorlopig samenvattend, betekent dit dat men alvast 6 methoden van symbolische directies kan toepassen, t.w.:

A) 1 graad = 1 jaar
B) 2½ graad = 1 jaar
C) 12' 30" = 1 jaar (duodenary)
D) 4/7° = 1 jaar (Naros)
E) 3° 20' = 1 jaar (novenary)
F) 4 2/7° =  1 jaar (septenary)

Carter beweert dat deze 6 methoden niet zo heel erg vel progressieve aspecten geven in het leven en dat ook niet zo veel werkelijke gebeurtenissen worden "gemist" met deze methoden. Een snelle berekening leert dat je per horoskooppunt (planeten, Pars, Draconis, MC, Asc.) 8 aspecten maakt (Conjunctie, 2 driehoeken, 2 sextielen, 2 vierkanten en 1 oppositie). Dit is dan 8 x 14 = 112 aspecten x 6 methoden = 672 aspecten in 70 jaar = ongeveer 10 aspecten per jaar.

Na deze uiteenzettingen introduceert Carter een nieuwe variant op het bekend 1 graad = 1 jaar principe. Hij noemt deze de "fractionele methode". Het komt erop neer dat de 1 graad wordt gedeeld door resp. 2, 4, 8, 16 en door 8/3, 8/5 en 8/7 en dat elk van deze fracties symbolisch 1 jaar voorstellen.

Stel dat 2 planeten in de radix precies 80 graden van elkaar af staan, dan duurt het volgens de "1° = 1 jaar"-methode precies 80 jaar voordat het aspect volloopt (conjunctie, oppositie). Deelt men door "2", dan loopt de progressie vol in 80/2 = 40 jaar. Delen door "4" geeft 20 jaar, delen door "8" geeft 10 jaren bij delen door "16" geeft het 5 jaar. Delen dor 8/3 geeft 30 jaar, 8/5 geeft 50 jaar en 8/7 geeft 70 jaar.
Zo kunnen dus voor ELKE hoek tussen 2 radixplaneten een reeks van jaren worden berekend volgens de "fractionele" methode. Als de hoek klein is, bijvoorbeeld bij 20 graden tussen 2 planeten, dan geeft delen door 16 een periode van 1,25 jaar aan voordat de symbolische directie vol loopt. Bij dergelijke kleine hoeken is dit wellicht minder betekenisvol en moet men de fractionele methode eerder beëindigen.

De twee eerder gegeven cases worden weer toegepast. Bij case-1 worden zeer opmerkelijke resultaten gevonden, die slechts 3 weken qua tijd afwijken. Verder worden in dit deel twee nieuwe cases ten tonele gevoerd.

1) Jongeman, 11-05-1903; 20.00 uur; 39.45N en 105W. MC=17.40 Maagd , Asc. 2.59 Boogschutter. Hij kwam om in een auto-ongeluk tijdens een storm toen hij slechts 17 jaar was. 4 fracties leveren een resultaat van tussen 3 en 10 weken afwijking t.o.v. de werkelijke datum.

2) Jongen, 24-7-1911; 14.00 uur; 44.20N; 95.45W; MC=23.15 Leeuw; Asc=12.27 Schorpioen. Deze jongen kwam om toen hij 9 jaar en 5 mnd. oud was (18-12-1920) tijdens een auto-ongeluk. Primaire boog = 9°24'.


Hoofdstuk-2 gaat over de uitwerkingen van progressies. In het kort gaat Carter in op de volgende zaken:

A) Essentiële karakter van de betrokken planeten
B) De tekens die bezet worden
C) De huizen die bezet zijn
D) De huizen waarover de betrokken planeten heersen
E) De aard van het aspect als zodanig.

Als extra uitleg op punt E) gaat Carter dieper in op de zogenaamde "rapt parallels". Rapt parallels treden op als het MC of de Ascendant progressief zodanig is voortbewogen dat het precies in het midden van twee radix planeten staat. Beide radix planeten staan dan op zo'n moment "parallel" ten opzichte van het progressieve MC of Ascendant, een zeer sterke invloed volgens de schrijver. Rapt parallels kunnen worden gemaakt met alle eerder genoemde directiemethoden.

Verdere uitleg volgt dan over de uitwerkingsduur van alle genoemde methoden. Zo wordt grofweg 1 jaar aangehouden in het "1 graad = 1 jaar"-systeem en daarna proportioneel minder voor de fracties. Als men dus een 80-graden apect heeft en men gebruikt de fractie 4 (delen door 4), dan werkt de symbolische conjunctie op zijn sterkst rond het 20e jaar met een voor- en nawerking van ca. ¼ jaar, dus 3 maanden.
Zo wordt ook voor de andersoortige directies een werkingsduur aangegeven. Uiteraard geldt dit niet voor de plotseling optredende gebeurtenissen, zoals een ongeluk of de dood, maar voor verschijnselen die meestal een voor-en een nawerking vertonen, zoals de meeste gebeurtenissen in ons leven.
De laatste bladzijden van dit hoofdstuk gaan over "converse" directies. Ze worden uitsluitend toegepast met slechts enkele horoskooppunten, zoals de Zon, Maan, MC en Ascendant. Als we die "punten"alleen maar vooruit laten lopen, dan krijg je alleen maar aspecten die ná hun positie in de zodiak liggen. Bij converse directies laat men Zon, Maan, MC en Ascendant ook achteruit lopen en zo krijgt men ook de aspecten die naar deze punten toé zijn gericht. Hetzelfde zou men krijgen als men de andere planeten naar de Zon, Maan, MC en Ascendant toe zou bewegen.
Tot slot worden nóg eens 2 extra cases gegeven om alle eerder besproken prognosetechnieken te illustreren.

Een kort, maar zéér leerzaam hoofdstuk is het derde dat als onderwerp "de voorspelling van het huwelijk" heeft. Naar aanleiding van Carter's eigen bevindingen en nauwkeurig onderzoek komt de schrijver tot zeer duidelijke en niet mis te verstane regels omtrent het vermoedelijke jaar van huwelijk - afhankelijk van het feit óf er überhaupt een huwelijk mogelijk is. Met diverse voorbeelden van de Britse adel bewijst Carter zijn stellingen. Ik heb die regels op mijn eigen horoskoop toegepast en het resultaat is erg treffend! Het is geen progressie op datum, maar plus of min een paar maanden en dat is al heel wat!
Het is erg interessant om deze regels eens nader te onderzoeken met een grote hoeveelheid horoskopen.

Met de uitkomsten van het onderzoek uit de voorgaande hoofdstukken heeft Carter opvallend contacten tussen planeten ontdekt bij het overlijden van personen. In hoofdstuk-4 zet hij zijn opvallende conclusies op een rij. Enkele hiervan zijn:

Als een malefic via de "1 graad = 1 jaar"-methode op een hoekhuis terecht komt, vooral bij:

A) een malefic vanaf cusp-2 op de Asc.
B) een malefic vanaf cusp-8 op de Desc.
C) een malefic vanaf cusp-6 op het Nadir (cusp-4)
D) een malefic vanaf cusp-11 op het MC

Deze situaties hoeven lang niet altijd te leiden tot de dood, maar vaak leidt het wel tot een crisis of een markant keerpunt in het leven. Hierna rapporteert Carter uit een onderzoek naar 100 sterfgevallen en hieruit komen zeer opmerkelijke feiten naar voren, zoals:

  • Een contact tussen Jupiter en Neptunus. Elk soort contact is waargenomen, dus niet alleen maar de afflicties. Blijkbaar hebben de beide planeten te maken met de bevrijding van de ziel uit het lichaam en kan de dood soms ook gewenst zijn, dus een afflictie is niet altijd nodig. Het progressief aspect komt via de "1 graad = 1 jaar"-methode tot stand. Dit is geobserveerd in 98 van de 100 gevallen. In de twee uitzonderingsgevallen stonden beide planeten al conjunct in de radix. Eenderde van deze 100 gevallen was exact op datum, de andere gevallen varieerden tussen 0 en 3 jaar, vanaf het moment van overlijden.

  • De frequentie van een afflictie van de Zon met Neptunus is opvallend.In 90% van de gevallen is dit van toepassing, volgens de "duodenary"-methode (2½ graad =1 jaar).

  • Directies tussen de Maan en Jupiter en tussen de Maan en Neptunus zijn velvuldig, volgens de "1 graad = 1 jaar" methode. Alhoewel niet zo vaak voorkomend als tussen Jupiter en Neptunus, maar toch voldoende vaak.

De 5 cases worden nog eens tegen het licht gehouden in het kader van al deze conclusies.

Dan komt er een passage waarin Carter zijn "ontdekking" geeft van progressies bij de dood. Hij beweert een 100%-methode te hebben gevonden, die hij hier duidelijk uitlegt.
In samenwerking met de eerder gegeven conclusies ontwikkelt Carter een "feilloss" systeem om de dood uit de horoskoop te destilleren.. Hier komt dan de titel van het hoofdstuk-4, "The Measure of Death" volledig tot zijn recht.

Ik denk dat men zelf dit hoofdstuk moet lezen om zijn eigen conclusies te trekken. Alle gegeven cases worden door Carter doorgenomen en een 100% resultaat is bewezen. Zelfs worden er nog wat aanvullende horoskopen bij betrokken. Carter moedigt de lezer aan om zelf te experimenteren met zijn eigen horoskopen.

De enige kanttekening die Carter maakt, betreft de exacte datum van uitwerking. Omdat de progressievorm zo langzaam in de tijd verloopt, zou een speling van 1 graad ca. 4 jaar verschil inhouden. Om de "juiste" datum te voorspellen, zouden alle eerder vermelde technieken moeten worden gecombineerd. Pas wanneer de meeste progressiemethoden naar hetzelfde jaar en maand wijzen, als hierboven aangegeven via de Measure of Death, kan een definitieve uitspraak worden gedaan over de datum.

In hoofdstuk-5 wordt met een zeer interessante case-8 een zeer duidelijk voorbeeld gegeven hoe men de geleerde technieken kan combineren bij de vaststelling van het overlijden. Deze twee horoskopen komen uit het december(1929)nummer van Modern Astrology (tijdschrift van Alan Leo). Een tweeling geboren op 9 april 1900 om 10.55 resp. 11.15 p.m. te Edinburg. De twee mensen waren enthousiaste onderzoekers naar de oorzaak van kanker, maar zij leden erg onder de armoede en teleurstellingen. Zij pleegden zelfmoord op 15-1-1929 op een leeftijd van 28 jaar en 281 dagen, een directieboog van 28°46' .
De bewuste horoskoop van de laatstgeborene is hieronder getoond:

Horoskoop van de laatsgeborene van een tweeling op 9-4-1900. Pleegde zelfmoord

Een combinatie van de "measure of death" met de "1 graad = 1 jaar"-methode tussen Maan, Jupiter en Neptunus en de duodenary's tussen Zon en Neptunus wijzen eenduidig op de periode tussen 28-29 jaar.
Een variant op de "measure of death" geeft een directieboog van Neptunus van 115°6' en dit levert 28° 46', een exacte boog!!

Dezelfde horoskoop, gemaakt met Newcomb-V2A geeft:

Horoskoop van de laatstgeboren tweeling,die zelfmoord pleegde

Hierna wordt een ander voorbeeld getoond van Koning Edward VII die stierf op een leeftijd van 68 jaar en 178 dagen, ofwel een directieboog van 68° 29'. Ook hier worden de eerder genoemde technieken gecombineerd en dit geeft een directieboog van 68° 30', slechts 6 dagen verschil.

Het is bij deze voorbeelden wel steeds het narekenen van reeds gebeurde feiten. Carter waagt zich nog niet aan het maken van voorspellingen, alhoewel hij elders zijn eigen dood heeft voorspeld. In augustus 1955 schreef Carter: "Ik moet toegeven dat ik liever meemaak hoe de mens zijn eerste reis maakt naar de Maan, maar dit is zeer onwaarschijnlijk. In 1968 maakt mijn progressieve Maan een conjunctie met de progressieve Zon en progressieve Mars, vlakbij de radix Maan en oppositie radix Jupiter wat een hevige spanning zal aangeven. Ook op dezelfde tijd heeft de gehele familie directies die wijzen op een verlies.. Wij zullen zien, maar als een goed astroloog voel ik dat ik aantekening moet maken van mijn voorspelling op dit punt. Uranus staat op die tijd ook op mijn progressieve MC en de meeste aanwijzingen voor de dood is een malefic op een hoekhuis, ahoewel dit vaak gebeurt zonder enig effect op de gezondheid........." . Carter stierf in oktober 1968, negen maanden voor de eerste reis van de mens naar de Maan.

Het maken van een juiste "doods"voorspelling is dan ook een ontzettend moeilijk en riskant terrein en vele discussies zijn al gehouden over de ethiek van een dergelijke handelswijze van een astroloog. Die behoort zich, volgens de ethische regels, niet bezig te houden met de dood, zeker niet in een directe confrontatie met de cliënt.

In ieder geval zijn de door Carter gevonden resultaten bijzonder opmerkelijk en uit oogpunt van een gespecialiseerde studie toch erg interessant voor een toekomstig onderzoek met een bijzonder groot aantal gevallen.

Het laatste, zesde en tevens kortste hoofdstuk geeft de student die wil experimenteren met al die progressies enkele hndige richtlijnen.
In het gehele boek geeft Carter steeds aan dat een precieze datumvoorspelling met alle genoemde technieken niet mogelijk is! Hiervoor moet de astroloog hulp inroepen van o.a. secundaire maanprogressies, transits, lunaties en solaren.
Om nu niet steeds de hulp van die extra methoden in te roepen, heeft Carter een methode ontdekt via de symbolische directies. Deze is afgeleid van de Naibod-methode (0° 59' 8" per jaar), maar nu: vermenigvuldigd met 12!
Hierdoor bewegen alle planeten en huizen per progressief jaar met 11°59' 38". Een bepaalde directieboog moet men dan door 11.59.38 delen om de juiste datum te verkrijgen.

Zo zal een directieboog van 100° vollopen in 100/11.59.38 = 8,33757 jaar = 8 jaar en 123 dagen.

In case-1 had de sterfdag van de man een "1-graad=1 jaar" directieboog van 32°21'. De Naibod-snelheid geeft aan deze directieboog een waarde van 31,8827222°, dan vermenigvuldigen met 12 geeft: 382,5926° = 360° + 22° 35'35".
Maan vierkant Neptunus op 22° 44' met een volle cirkel erbij geeft 382,89444°, gedeeld door 12 = 32,3619 jaar = 32 jaar en 132 dagen.
De sterfdag vond plaats op een leeftijd van 32 jaar en 128 dagen, een verschil van slechts 4 dagen.
Hierna worden alle gegeven 8 cases doorgerekend met bovenstaande "Naibod-x-12"-methode en de gevonden verschillen variëren tussen de 1 en 9 dagen, maar de aspecten zijn niet altijd even "dramatisxch", zoals Mars inconjunct Uranus (wel exact op de dag) of Jupiter inconjunct Mercurius (1 dag) of Neptunus inconjunct Saturnus (4 dagen).

Carter claimt ook zeker niet dat hij de absolute tijdmaat heeft gevonden. Sterker nog: als je alle planeten en huizen per jaar laat voortschrijden met een afstand van 11°59'38" dan krijg je zéér veel aspecten, waarvan er altijd wel een paar op de dag des onheils vallen.
Het is een aardige vondst, maar zonder al te vele waarde, mijns inziens.

In zijn samenvatting, helemaal aan het einde van het boek geeft Carter nog handige tips om in een oogwenk de "duodenary's" uit te rekenen.

Conclusies:

Dit boek is een zeer interessant werk, zeker voor de gevorderde astrologiestudent, om zich verder te bekwamen in de toepassing van progressietechnieken.

Er worden zeer duidelijke en interessante cases aangedragen die stuk voor stuk tot in detail worden nageplozen door Carter bij de bespreking van de diverse technieken die hij in dit boek heeft ingeleid.

Wat nu precies de absoluut juiste en 100% betrouwbare techniek is, laat Carter, diplomatiek als hij altijd is, in het midden. Carter's stijl kennende, wil hij nooit iemand een bepaalde keuze opdringen: hij blijft een gentleman in astrologisch opzicht, en als u de webpagina over Charles Carter er op naleest, een gentleman in alle opzichten.

Wil men als astroloog maximaal profijt halen uit dit boek, dan zal men absoluut ZELF aan de slag moeten gaan met eigen gegeven en systematisch nagaan wat juist is, wat werkt en ook... wat niet werkt.

Voor de gevorderde: een zeer goed en bruikbaar boek met zeer veel potentie bij toekomstig astrologisch onderzoek.

Voor de beginner: zeer leerzaam, maar men oppassen en niet klakkeloos alles voor waar aannemen. Het is wel beter als men eerst de secundaire progressies leert berekenen (1 dag=1 jaar) voor de planeten en de primaire directies voor de huizen. Als men met die kennis aan dit boek begint, heeft dit daarna een echte toegevoegde waarde.

Afgesloten, 10 maart 2007, J. Ligteneigen

 

 

___________________________________________________________________________

Pagina voor het laatst bewerkt op / Page maintained on, Seite bearbeitet am / Pagina aggiornata il:   01/07/2023