Artikel-12: PLUTO: observaties en nauwkeurigheden | |||
Astrologische Artikelen door J. Ligteneigen |
|||
|
Pluto is de afgelopen jaren de meest
intrigerende planeet in het zonnestelsel geworden. Zeker nu er grote
twijfels bestaan over het
feit of het wel een planeet is. In de zogenaamde "Kuiper-gordel" , dat is de ruimte voorbij de baan van Neptunus,
zweven globaal zo'n 40 objecten met een diameter van 100 tot 500 km.
Daarnaast zweven er zo enkele miljoenen kleinere "ijsballen" in
deze Kuiper-gordel. Pluto's diameter is ca. 2300 km en
wordt vergezeld door Charon, die op een afstand van zo'n 20.000 erom heen
draait. Het interessante is dat Charon altijd
dezelfde kant naar Pluto heeft gericht, net zoals de Maan doet in ons
Aarde-Maan systeem.. ==============================
Ontdekking van Pluto, 1930
============================== Pluto werd
begin 1930 ontdekt door de Amerikaanse sterrenkundige Clyde
Tombaugh (1906-1997). Tombaugh kreeg de opdracht om foto's te
maken van het hemelgebied waar men een nieuwe planeet hoopte te ontdekken.
Deze planeet zou de oorzaak zijn van de baanstoringen van de planeet
Uranus, die niet door Neptunus konden worden veroorzaakt. Na een jaar was Tombaugh bij het
sterrenbeeld Tweelingen aangekomen (in de astrologie, het teken Kreeft).
Op de opnamen die hij op 23 en 29 januari 1930 had gemaakt ontdekte hij
een zwak lichtstipje dat zich ten opzichte van de sterren verplaatste. De
ontdekking van Pluto was een feit! Lowell had in 1915 ook al foto's
gemaakt en daar bleek Pluto ook al zichtbaar te zijn, echter Pluto was
toen veel lichtzwakker, dus kon hij nauwelijks worden opgemerkt. Later heeft men moeten vaststellen dat
Pluto zo zwak is, dat deze nauwelijks verantwoordelijk kon zijn voor de
storingen in de baan van Uranus ==============================
De observaties
van Pluto ============================== Er zijn van Pluto talloze fotografische
observaties gedaan. Pluto live waarnemen door een telescoop is onmogelijk,
daar is hij veel te lichtzwak voor. In de archieven van het JPL (Jet
Propulsion Laboratory in Amerika) zijn diverse observaties bewaard. 14 stuks dateren van vóór zijn
ontdekking, te beginnen vanaf 1914. Daarnaast zijn er zo'n 900 observaties
gemaakt sinds de ontdekking in 1930. Veel van deze observaties zijn gedaan
met de Schmidt telescopen, die een grote lichtvergarend vermogen hebben.
Hiermee kunnen objecten die erg zwak zijn, goed
worden waargenomen. Zo is de Guide Star Catalogue (GSC) die
19 miljoen sterren catalogiseert, gemaakt n.a.v. observaties met de
Schmidt telescoop. Sinds 1969 observeren Italiaanse
astronomen Pluto met een 67-92 cm Schmidt telescoop van het Asiago
Astrophysical Observatory en verder nog met een 100-162 cm Schmidt
telescoop, die in La Silla staat opgesteld. Verder observeren de russen met hun
80/120/240 cm Schmidt telescoop te Riga de planeet Pluto met grote
regelmaat. Gedurende de periode 1991-1994 zijn 34 fotografische platen
gemaakt. De gemeten posities van Pluto werden daarna gecorrigeerd aan de
hand van een sterrencatalogus. Op deze wijze
werden nauwkeurigheden in Rechte Klimming (een maat voor de lengte) en
Declinatie behaald van resp. 0,23" en 0,34" Daarna werden de resultaten vergeleken
met de berekeningen uit een efemeride, de DE200, die door het JPL is
gemaakt. Uit de observaties, vergeleken met deze
DE200 kwamen verschillen naar voren van 2,32" voor de R.K. en
0,74" voor de Declinatie. ==============================
De efemeriden van het JPL
============================== Uw en mijn efemeride(n) zijn, als die
van na 1984 zijn, gebaseerd op die van het JPL. Deze JPL efemeriden zijn
van oorsprong astronomische efemeriden en onze astrologische efemeriden
zijn daar weer van afgeleid. Ook bepaalde computerprogramma´s zijn
afgeleid van de theoriën van het JPL en die programma´s geven resultaten
die vaak verrassend nauwkeurig zijn. Echter, de kwaliteit van moderne
efemeriden hangt voornamelijk af van de kwalieit van de observaties. Zoals
u de vorige aflevering in deze serie heeft kunnen lezen, is er een continu
samenspel tussen de theorie en de observaties. Hoe beter de observaties,
des te beter kan de theorie van de efemeriden worden aangepast. De
resultaten worden beter. Met betere resultaten worden nieuwe observaties
weer vergeleken en de afwijkingen worden kleiner. En zo gaat het spel verder in een soort
wedloop tussen theorie en observatie. Al voortgaande neemt de
nauwkeurigheid sterk toe en dat komt ten goede aan o.a. de ruimtevaart en
diverse andere spatiale missies. Van één enkele observatie van Pluto
is de nauwkeurigheid ca. 0,5", echter omdat observaties altijd worden
gerelateerd aan "vaste punten", zoals sterren, krijgen deze
observaties nog extra afwijking mee, die kan oplopen tot nog eens
0,5" Afb.1: Beeld van
Pluto gezien door de Hubble Space Telescope ===========
Wat zijn nu de belangrijste mijlpalen voor de
Pluto efemeriden van het JPL?
=========== 1.
DE200,
gemaakt in 1980 was niet gekoppeld aan observaties van Pluto. In
plaats daarvan koppelden medewerkers van het US Naval Observatory hun
eigen set observaties van Pluto aan een bestaande efemeride DE114 en
vervolgens werd die gecorrigeerd en omgezet naar DE200, duie door het JPL
werd gemaakt. 2.
DE202
werd gemaakt in 1987 en was de eerste JPL-efemeride voor Pluto waarmee de
observaties direkt konden worden gekoppeld. 3.
DE211
is de efemeride uit 1993. Deze is gekoppeld aan alle observatie van
Pluto. Verder is er een koppeling met de fotoelektrische transit
observaties van La Palma: deze hebben een nauwkeurigheid van ca.
0,25", dus er gebeurt veel op dit front. Een overzicht van de diverse efmeriden
van het JPL zal in de volgende aflevering in deze serie worden beschreven. Het is nu de taak van de makers van de
JPL-efemeriden de theorie te verfijnen, zodat over een groot tijdsinterval
een nauwkeurige berekening kan worden gemaakt. Het probleem met Pluto is dat zijn
omlooptijd ca. 284 jaar bedraagt. Sinds zijn otdekking in 1930, zijn er
slechts 72 jaar verstreken, dit is nog geen 25% van zijn omlooptijd. Het
complete gedrag is eenvoudig onvoldoende bekend om over een langere
periode nauwkeurig te kunnen zijn. Oudere efemeriden, dus van voor 1984
zijn gebaseerd op oudere theoriën en dus is het te raden dat de daarin
vermelde standen onnauwkeurigheden tot 10" kunnen bevatten in de
periode 1900/1980. Ook de exacte dagen van stationair en retrograde zijn
onvoldoende nauwkeurig. En dan hebben we het nog alleen maar
over recente efemeriden. Stelt u zich dus niets voor van oudere efemeriden
die standen proberen te geven uit de periode 1600 tot 1900.Deze hebben
onnauwkeurigheden tussen 1 en 15 boogminuten, ja u leest het goed!! ==================
Enkele van de huidige berekeningsmethoden voor Pluto.
================== Zoals in de vorige aflevering van deze
serie al werd beschreven, zijn er theoriën die voor een korte
tijdsperiode erg nauwkeurig zijn. Daarnaast zijn er theoriën die voor een
langere tijd geldig zijn, en dat is prettig voor ons werk, maar die boeten
dan in op nauwkeurigheid. In 1984 verscheen een artikel van J.
Chapront (zie 4.) met eenvoudige series voor de berekening van de
heliocentrische lengte, breedte en afstand voor de periode 1804-2031. Nauwkeurigheden voor de lengte ca. 0,9", declinatie ca. 0,2".
Tel hierbij de onnauwkeurigheden van de positie van de Zon, dan krijgt men
de uiteindelijke nauwkeurigheden voor ons astrologisch werk. Deze methode paste ik ook toe in mijn
programma Newcomb-V1en V2
voor de genoemde tijdsperiode. Voor een langere periode, van 1700 tot
2300 zijn er formules (zie 5) waarmee de positie van Pluto in ieder geval binnen
de 15 boogminuten berekend kan worden, dat is beter dan niets. Voor de periode 1885 tot 2099 zijn er
formules (zie 6) die de nauwkeurigheid van Pluto als volgt garanderen: lengte
ca. 0,55", breedte(en dus ook declinatie) ca. 0,1". Deze
series zijn iets moeilijker om te zetten, maar de nauwkeurigheid is
natuurlijk erg goed. Dan is er tenslotte een bijzonder
nauwkeurige theorie die een geldigheidsbereik heeft van 1700 tot 2100 en
waarvan de resultaten in vergelijking met de DE200 als volgt afwijken : Heliocentrische
lengte en breedte (en declinatie) ca. 0,003" !!!!!! Hierbij moet de nauwkeurigheid van de
Zon worden opgeteld om onze astrologische nauwkeurigheid te verkrijgen.
Tegenwoordige theorie van de Zon (Aarde) komt eveneens in de buurt van
0,003" dus een totale
nauwkeurigheid van 0,006", zeg maar 0,01" voor het gemak zal
mogelijk zijn. Ik hoop deze theorie in mijn programma
Newcomb versie3 toe te kunnen passen. De voorbereidingen zijn al ver
gevorderd. Hierbij moet worden opgemerkt dat de
DE200 ten opzichte van de observaties een afwijking vertoont van ca.
0,5", echter het is op dit moment de beste theorie voor een langere
periode. Alle andere theoriën wijken ook
minstens evenveel af van de observaties. ====================
Wat kan er nog aan de observaties worden
verbeterd?
==================== Telescopen worden steeds beter. De
ontwikkeling in de Schmidt telescopen is daar één van. Te verwachten is
dat daar een grotere observatienauwkeurigheid van wellicht 0,25" kan
worden behaald. Verder zijn er de fotoelektrische
transit metingen die o.a. op La Palma worden gedaan. De huidige
nauwkeurigheden van 0,25" zouden ook hier wel eens gehalveerd kunnen
worden en het niveau van 0,12" kunnen bereiken. Ten slotte wordt er een ruimte missie
gepland, de "Pluto-Kuiper
Express", die in 2006 wordt gelanceerd en rond 2015-2016 bij het
systeem Pluto-Charon moet aankomen. Met een snelheid van 12-18 km-sec.
wordt het stelsel dan gepasseerd en zullen nauwkeurige foto´s kunnen
worden genomen. Meer informatie over deze missie kunt u op het internet
bekijken op www.nasa.gov Literatuur: 1.
"Improved Ephemerides
of Pluto", E.M. Standish,
Icarus, 108, 180-185(1994); 2.
"Photographic
Observations of Pluto 1991-1994 with the Baldone Schmidt telescope", Rylkov, V.P., Dementeva, A.A., Alksnis, A en Straume, J.I.,
Astronomy & Astrophysics Suppl. Series, 118, 105-110 (1996); 3.
"Astrometry of Pluto
from 1969-1989", Gemmo, A.G.,
Icarus 108, 174-179 (1994); 4.
"Approximation Methods
In Celestial Mechanics. Application to Pluto´s Motion", Chapront, J., Celest. Mech.
34, 165-184 (1984); 5.
"Low Precision
Formulae For Planetary Positions", Van
Flandern, T.C. en Pulkkinen, K.F., Astrophysical Journal Suppl.
Series, 41, 391-411 (1979); 6.
"An accurate
Representation of the Motion of Pluto", Goffin,
E., Meeus, J. en Steyaert, C., Astron. Astrophys. 155,
323-325 (1986);
|
|
|
|
_______________________________________________________ Pagina voor het laatst bewerkt op / Page maintained on: Seite bearbeitet am / Pagina aggiornata il: 31/12/2015 12:16 |
|